Het is er overal!
Het eerste wat Gautam Boeddha zei toen hij verlicht werd was: ‘Ik zou graag Yashodhara gaan opzoeken om met haar te praten.’ Zijn vrouw…
Ananda vond het maar niets. Hij zei: ‘Wat heeft het voor zin om terug naar het paleis te gaan om met je vrouw te praten? Je hebt haar verlaten. Twaalf jaren zijn er verstreken.’ Maar het zat Ananda ook een beetje dwars, want hoe kan een boeddha nou met zijn vrouw bezig zijn? Boeddha’s horen niet aan zoiets te denken.
Toen de anderen weg waren zei Ananda tegen Boeddha: ‘Dit is niet goed. Wat zullen de mensen wel denken?’
Boeddha zei: ‘Wat de mensen wel zullen denken? Ik moet haar mijn dankbaarheid betuigen en ik moet haar bedanken voor alle hulp die ze mij gegeven heeft. Ik moet haar ook iets geven van wat er met mij is gebeurd – zoveel ben ik haar wel verschuldigd. Ik moet gewoon gaan.’
Hij ging terug. Hij ging naar het paleis. Hij zocht zijn vrouw op.
Yashodhara was wel degelijk boos! Die man was er op een nacht gewoon vandoor gegaan zonder ook maar iets tegen haar te zeggen. Ze zei tegen Boeddha: ‘Had je mij niet in vertrouwen kunnen nemen? Je had me kunnen vertellen dat je weg wilde gaan en ik zou de laatste vrouw ter wereld geweest zijn om jou dat te verhinderen. Had je me dat beetje vertrouwen niet kunnen geven?’ En ze stond te huilen. Twaalf jaar boosheid! En deze man was er als een dief midden in de nacht vandoor gegaan – plotseling, zonder ook maar de minste aanwijzing naar haar.
Boeddha verontschuldigde zich en zei: ‘Dat kwam voort uit onbegrip. Ik was onwetend, ik was niet bewust. Maar nu ben ik bewust en nu weet ik wel – daarom ben ik teruggekomen. Jij hebt me geweldig geholpen. Vergeet die oude dingen maar, het heeft geen zin om met gedane zaken bezig te blijven. Kijk me aan! Er is iets geweldigs gebeurd. Ik ben thuisgekomen. En ik voelde dat ik jou als eerste iets verplicht was: je op te zoeken om het over te brengen, om mijn ervaring met jou te delen.’
Nu de kwaadheid was verdwenen, de razernij was gaan liggen, keek Yashodhara door haar tranen heen. ‘Ja, deze man is geweldig veranderd.’ Dit was niet dezelfde man die ze had gekend. Dit was dezelfde man niet, helemaal niet. Dit leek wel iets groots en lichtgevends… ze kon bijna de aura zien, een licht om hem heen. En hij was zo vredig en zo stil, hij was bijna verdwenen. Zijn tegenwoordigheid was bijna afwezigheid. En toen vergat ze, in weerwil van zichzelf, waar ze mee bezig was – ze viel aan zijn voeten neer en vroeg of hij haar wilde inwijden…
Rabindranath Tagore heeft een gedicht geschreven over dit incident toen Boeddha terugkeerde. Yashodhara vroeg hem maar één ding. ‘Ik wil maar één ding weten,’ zei ze. ‘Wat je ook bereikt hebt… ik kan zien dat je iets bereikt hebt, wat het ook is. Ik weet niet wat het is – maar vertel me gewoon één ding: was het niet mogelijk om dat ook hier in dit huis te bereiken?’
En Boeddha kon geen nee zeggen. Het was wel mogelijk om het hier in dit huis te bereiken. Nu wist hij het. Want het had niets te maken met bos of stad, met gezin of ashram – het had niets te maken met een of andere plaats, het had iets te maken met je binnenste kern.
Het is er overal.
Osho: The Tantra Vision – Speaking on the Royal Song of Saraha, Volume 2, pp. 13-15.
Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.