Boeddha en een handvol dorre bladeren

Op een dag kwam er een groot filosoof bij Boeddha. Boeddha zat onder een boom. Die man, Boeddha, moet vast een groot liefhebber van bomen zijn geweest. Hij werd verlicht onder een boom – hoewel het niet zo uitzonderlijk is om verlicht te worden onder een boom; dat is vaak gebeurd. Maar het zal je wel verbazen dat Boeddha ook onder een boom geboren is. En hij is ook onder een boom gestorven. Hoewel Boeddha een koningszoon was, is hij niet in een paleis geboren. Zijn moeder was op reis toen ze bij een tuin aankwamen en zij plotseling de weeën voelden komen. Ze kon nergens heen dus stapte ze uit, ging onder een boom staan en Boeddha kwam ter wereld. Later werd hij onder een boom verlicht en toen hij op sterven lag ging hij weer onder een boom liggen om daar te sterven.
Hij was vast een groot liefhebber van bomen. Vijfhonderd jaar lang bleef de boom zijn symbool. Vijfhonderd jaar lang werd er geen beeld van hem gemaakt – er werden alleen bomen geschilderd. Bomen werden in tempels geplaatst en de mensen aanbaden de bomen. Dat had in zekere zin iets heel moois. Ik wil je er nogmaals op wijzen, de boom staat symbool voor de religie, omdat hij groeit. En hij groeit vanuit zijn binnenste kern.

Boeddha zat onder een boom en deze grote filosoof stelde hem de vraag: hebt u nu alles verteld wat u te zeggen had? Boeddha was al heel oud, bijna tachtig jaar, en binnen een paar maanden zou hij er niet meer zijn. De grote filosoof was van heel ver gekomen om te vragen of hij alles verteld had wat hij wist. Toen pakte Boeddha een paar dorre bladeren op en vroeg de filosoof: ‘Wat denkt u? Hoeveel bladeren heb ik in mijn hand? Zijn het er meer dan alle dorre bladeren in dit bos?’
De paden, het hele bos, alles lag bezaaid met dorre bladeren. De wind waaide hier en daar en de dorre bladeren maakten veel lawaai en veel muziek.
De filosoof keek en zei: ‘Wat is dat nou voor een vraag? Hoe kunt u nou meer bladeren vastpakken? U hebt er maar een paar, hooguit een dozijn, en er zijn wel miljoenen bladeren hier in het bos.’
Toe zei Boeddha: ‘Onthoud het dan. Wat ik verteld heb is niet meer dan de paar bladeren in mijn hand. En wat ik niet verteld heb is als de dorre bladeren in dit bos.’
De filosoof zei: ‘Dan nog een vraag. Waarom heeft u dat niet verteld?’ Boeddha zei: ‘Omdat het u niet zal helpen om nirvana te bereiken, het zal u niet helpen om te mediteren. Daarom heb ik het niet verteld. En bovendien kun je het niet vertellen. Ook al had ik het gewild, je kunt het niet vertellen. Je zult het moeten ervaren om het te weten. Het is een kwestie van ervaring, het is iets existentieels.’

De meester zegt alleen iets als hij het gevoel heeft dat het je verlichting zal bevorderen. De meester zegt alleen iets als hij het gevoel heeft dat je er klaar voor bent om te ontvangen. De meester zegt alleen iets als hij ziet dat er helderheid is en je er open voor staat, dat er transparantie is en dat je er klaar voor bent om het, in diepe nederigheid en dankbaarheid, te aanvaarden. Je bent geen ruziezoeker, je staat niet klaar om te discussiëren en te debatteren. Alleen als er veel sympathie is, veel liefde, als de discipel in rapport is met de meester, kunnen deze dingen overgebracht worden. Dit zijn delicate zaken.

Osho: Tao: The Pathless Path – Talks on extracts from ‘The Book of Lieh Tzu’, Volume 2, pp. 236 – 238.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.