Jan Foudraine, psychotherapeut, onderzoeker, schrijver.
Alex Rutten. Uitg. Ambo|Anthos, 2021.
In de zomer van 1978 breekt er in Jan Foudraine’s leven een nieuwe episode aan, wanneer hij besluit naar Osho te gaan, naar diens in 1974 opgerichte commune in het Indiase Poona (thans Pune). De ashram had zich in die tijd een grote reputatie verworven als hotspot voor duizenden spirituele zoekers uit de hele wereld, waaronder veel psychotherapeuten die hun sporen elders al eerder hadden verdiend. Foudraine is één van hen. Op 11 augustus 1978 wordt hij discipel en ontvangt hij van Osho de naam Sw Deva Amrito – bron van onsterfelijkheid. Even later wordt hij uitgebreid geïnterviewd door Ma Anand Savita, een door o.a. de beroemde Engelse psychiater en ‘vader van de anti-psychiatrie’ Ronald Laing opgeleide psychotherapeute.
Aan zijn initiatie tot sannyasin waren weken van hevige innerlijke strijd voorafgegaan: enerzijds vervulde het gebeuren in de ashram hem met afschuw en wantrouwen – zodanig dat hij op het punt had gestaan er weg te lopen. Anderzijds was hij enorm geraakt door de figuur van Osho en alles wat hij in de therapiegroepen meemaakte, alsook door een diepe mystieke ervaring die hem in lunchtijd overviel tijdens een wandeling door de tuin van de ashram. Lees hierover in Hallelujah! A Darshan Diary. En lees natuurlijk ook Amrito’s eerste, openhartige verslag van zijn verblijf bij Osho: Oorspronkelijk gezicht (1979).
Osho had hem verzocht dit boek te schrijven en zal dat een jaar later herhalen, wat zal uitmonden in Bhagwan, notities van een discipel (1980). Ook in dit boek, dat rijk verluchtigd is met foto’s van het communeleven in al zijn aspecten, weet Amrito zijn lezers onweerstaanbaar in zijn gevoelig beschreven wederwaardigheden en diepste zielenroerselen mee te voeren. In de vierentwintig jaren die hierop volgden zal hij nog negen boeken schrijven over de visie van – en de ontmoetingen met – zijn meester Osho en andere mystici, alsmede zijn evoluerende zienswijze op de psychotherapie. Ook zijn visie op de dood – ‘het laatste taboe’- is door de jaren met Osho ingrijpend veranderd; hiervan getuigt zijn indringende boek Wie is van licht (1985), dat nog niets aan actualiteit heeft verloren. In 2004, hij is dan 75, volgt zijn laatste publicatie Metanoia, over psychiatrie, psychotherapie en bevrijding. Een kernachtige en verrassende samenvatting van een levenslange zoektocht naar de waarheid. Hierna blijft hij wel schrijven, maar uit dit materiaal is nog niets gepubliceerd.
In zijn biografie slaagt Alex Rutten er in om de figuur van Foudraine / Amrito dicht bij de lezer te brengen, met diens grote gedrevenheid en gevoel voor urgentie, diens talent om zijn zienswijze en die van Osho en andere mystici in woord en geschrift helder uiteen te zetten. Maar ook met diens frustratie over de lauwe ontvangst of de regelrechte hoon of ergernis die zijn optreden desondanks vaak veroorzaakte. Osho houdt hem echter voor om speelser met zijn opdracht om te gaan: ‘… niet argumenteren – zingen, dansen, mensen omhelzen.’
De weerstand die Amrito ontmoette geldt uiteraard niet voor de velen, zoals Ramses Shaffy en ook schrijver dezes, die zich, na het lezen van zijn boeken en interviews of het beluisteren of bekijken van zijn optredens op radio en TV, richting Poona begaven. Rutten laat zien hoe eind jaren zeventig, begin jaren tachtig de mede door Amrito veroorzaakte groei van de ‘Bhagwan-beweging’ in Nederland maatschappelijke onrust veroorzaakte. Zozeer zelfs dat de Tweede Kamer besloot om een commissie in te stellen om deze en andere nieuwe religieuze bewegingen op hun mogelijke gevaar voor de geestelijke volksgezondheid te onderzoeken. Van deze zorg bleef uiteindelijk weinig over. Ten aanzien van de vanuit de Bhagwan-beweging gestichte communes, zoals die in Heerde en Egmond aan Zee, constateerde de commissie in haar eindverslag zelfs: ‘Ons inziens is deze ontwikkeling binnen de beweging het waard om met belangstelling te worden gevolgd.’ Wat de Binnenlandse Veiligheidsdienst, zo toont Alex Rutten in zijn biografie op vermakelijke wijze aan, er niet van weerhoudt om onder het mom van therapie een undercoveragent op Amrito af te sturen. Deze ‘cliënt’ valt echter onmiddellijk bij hem in de eerste zitting door de mand, waarna deze besluit uit eigen beweging naar Poona af te reizen en er sannyasin te worden!
Rutten laat in zijn biografie goed uitkomen hoe Amrito zich met Osho, die hem als zijn ambassadeur voor Nederland, ‘my orange country’, had aangesteld, weliswaar diep engageerde – maar toch steeds afstand bewaarde tot de organisatie rond de meester. Hij wil geen ‘spreekbuis’ voor een groep zijn, noch voor Osho. Hij publiceert dan in 1988 Jaren van voorbereiding, een laatste publiekelijke getuigenis. Amrito is geen ‘gezelschapsmens’, net zo min als hij dat in zijn studententijd was. Zeker toen Osho’s grote communale experiment Rajneeshpuram in Oregon op al te menselijke conflicten stuk gelopen was wist hij zeker dat hij zich nog meer moest richten op een innerlijke revolutie van ‘inzicht en begrijpen’. Wat hem er overigens niet van weerhield om Osho tot aan diens ‘leaving the body’ in januari 1990 jaarlijks te bezoeken. Voor Amrito was de innerlijke weg een stille weg, een oefening in al-een zijn, daar waar Osho de waarde onderstreepte van het ‘boeddhaveld’ van de commune waarin zoekers van verschillend niveau zich aan elkaar kunnen spiegelen en van elkaar kunnen leren. Misschien niet permanent, maar wel zodanig dat de sannyasin – eenmaal teruggekeerd in de ‘normale’ wereld – voldoende opgeladen is om zijn leven van meditatie verder als een rebel, een ‘Zorba de Boeddha’ op speelse wijze te leven.
Behalve met Osho heeft Amrito diepgaande ontmoetingen met andere verlichten, zoals Krishnamurti, Barry Long, Tony Parsons en Alexander Smit. De vriendschap met Willem Oltmans brengt hen tot het verslag van een discussie die als boek verschijnt onder de titel Het dolgedraaide brein (1990). Dan volgt Bunkerbouwers (1997), waarin hij zich nog een keer tegen de medicalisering van de psychiatrie keert en zijn werkwijze uiteenzet om tot een daadwerkelijke ontmoeting met zogenaamde afgeslotenen te komen. Vrij kort daarop volgt De man die uit zijn hersenen zakte (1998). In 2004 volgt ten slotte nog het eerder genoemde boek Metanoia.
Als biograaf heeft Alex Rutten het in zekere zin betrekkelijk makkelijk gehad omdat er zo veel materiaal van en over Jan Foudraine uit openbare bronnen beschikbaar is. Behalve diens hiervoor vermelde boeken, zijn artikelen, interviews en wetenschappelijke publicaties (een lijst van vier pagina’s publicaties is achterin het boek opgenomen), zijn er nog talloze (66) lezingen en gesprekken als audio- en beeldopname beschikbaar. Deze zijn bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (helaas tegen niet geringe betaling) verkrijgbaar. Bovendien gaf Foudraine zich in zijn uitingen volkomen bloot, met grote urgentie op zoek naar de kern, naar het wezenlijke. We kunnen hem hierin op de voet volgen. Daarentegen moet het voor een biograaf ook lastig zijn geweest om die kern, dat mystieke ‘niets’ dat nooit in woorden is uit te drukken, voor de lezer toegankelijk te maken. Wat mij betreft is hij daar echter uitstekend in geslaagd.
Marijke-Chaitanyo
Wat het boek daarnaast ook zo leesbaar maakt, zijn de vele anekdotes die er met behulp van Jan Foudraine’s levensgezellin gedurende veertig jaar, Marijke-Chaitanyo, in zijn verwerkt. Zij kon Rutten veel materiaal verschaffen en contacten met sannyasins (Nandan, Sugit, Garimo, Neeten) tot stand brengen die hij nodig had om zich een scherper beeld van de wereld rondom Osho te kunnen vormen. Daarnaast kon zij, die jaren lang in de wereld van management-opleidingen werkzaam is geweest, aan Rutten laten zien dat haar echtgenoot regelmatig als spreker voor het bedrijfsleven werd uitgenodigd, waar de mentaliteit ook met de tijdgeest was meegegroeid. Zonder haar vier jaar durende betrokkenheid bij de totstandkoming van deze biografie had de figuur van Jan Foudraine nooit zo levendig uit de verf kunnen zijn gekomen.
De zoektocht die Alex Rutten in deze biografie beschrijft is in zijn aard tijdloos en zal daarom ook toekomstige generaties aanspreken. Alex Rutten’s boek vormt een geweldige smaakmaker voor het oeuvre dat Jan Foudraine alias Swami Deva Amrito heeft geschapen, een oeuvre waaruit een stem opklinkt die door zijn oprechtheid ook na decennia nog altijd weet te inspireren.
Boekbespreking door Anand Frank, deel 2.
Marijke-Chaitanyo
Wat het boek daarnaast ook zo leesbaar maakt, zijn de vele anekdotes die er met behulp van Jan Foudraine’s levensgezellin gedurende veertig jaar, Marijke-Chaitanyo, in zijn verwerkt. Zij kon Rutten veel materiaal verschaffen en contacten met sannyasins (Nandan, Sugit, Garimo, Neeten) tot stand brengen die hij nodig had om zich een scherper beeld van de wereld rondom Osho te kunnen vormen. Daarnaast kon zij, die jaren lang in de wereld van management-opleidingen werkzaam is geweest, aan Rutten laten zien dat haar echtgenoot regelmatig als spreker voor het bedrijfsleven werd uitgenodigd, waar de mentaliteit ook met de tijdgeest was meegegroeid. Zonder haar vier jaar durende betrokkenheid bij de totstandkoming van deze biografie had de figuur van Jan Foudraine nooit zo levendig uit de verf kunnen zijn gekomen.
De zoektocht die Alex Rutten in deze biografie beschrijft is in zijn aard tijdloos en zal daarom ook toekomstige generaties aanspreken. Alex Ruttens boek vormt een geweldige smaakmaker voor het oeuvre dat Jan Foudraine alias Swami Deva Amrito heeft geschapen, een oeuvre waaruit een stem opklinkt die door zijn oprechtheid ook na decennia nog altijd weet te inspireren.
Boekbespreking door Anand Frank, deel 2.