Alexander ontmoet Diogenes – twee keer!

Osho vertelt een zeldzaam verhaal over een tweede ontmoeting tussen Alexander en Diogenes.
Daarom hebben miljoenen mensen God ontkend – omdat het hele bestaan van God, het hele idee van God, hen angst inboezemt. Het betekent dat je hem vroeg of laat wel moet tegenkomen, vroeg of laat moet je hem wel in de ogen kijken. Dat is wat mensen veel angst inboezemt. Ze beginnen te beven – het idee alleen: God in de ogen kijken! Waar ben je dan mee bezig? Is het dat wel waard? Kun je wel tegen God zeggen dat je daar mee bezig bent geweest? Dat je daar je leven mee hebt vergooid? Dat je minister-president bent geweest? Dat je zo stom bent geweest om je hele leven te verdoen met machtspolitiek? Dat je rijk bent geweest, dat je je hele leven hebt verprutst met rotzooi te verzamelen? Ben je wel in staat om God in de ogen te kijken.?
Alles wat je in je leven hebt bereikt blijft hier achter. Je kunt je geld en je macht niet meenemen. Je staat naakt, in diepe schaamte.

Er is een prachtig verhaal:
Toen Alexander de Grote naar India ging, kwam hij onderweg een merkwaardige man tegen, Diogenes. Diogenes is een van die zeldzame gevallen waar het menselijk bewustzijn tot bloei is gekomen. Alexander raakte geïntersseerd in die man, hij had veel over hem gehoord. Hij was bang om hem te ontmoeten. Het was beneden zijn stand, het ging tegen zijn ego in. Maar toen hij door India ging hoorde hij onderweg dat hij daar vlakbij langs de rivier woonde. Toen kon hij de verleiding niet weerstaan en zei: ‘Thuis zal niemand te weten komen dat ik Diogenes ben gaan opzoeken. En ik kan altijd zeggen dat ik hem toevallig ben tegengekomen toen ik voorbij ging.’

Hij ging Diogenes opzoeken. Het was een winterse ochtend, er waaide een koele bries en Diogenes lag op de zandbank langs de rivier, naakt te zonnen. Hij was een prachtige man. Waar een prachtige ziel is, rijst er een schoonheid op die niet van deze wereld is – die onlogisch is.
Als Alexander er prachtig uitziet, is dat logisch, bedenk dat wel, want hij bezit alles wat je je maar voor kunt stellen. Hij bezit macht, rijkdom, hij heeft alles wat je maar kunt bedenken. Zijn schoonheid is gebaseerd op bezit.
Nu lag hier een man naakt, met niets – hij bezat niets, zelfs geen bedelnap. Boeddha had tenminste nog een bedelnap. Diogenes had geen bedelnap omdat hij op zekere dag, toen hij onderweg naar de rivier was om wat te gaan drinken, een hond naar de rivier zag rennen. De hond was er natuurlijk het eerst en sprong de rivier in om te drinken. Diogenes moest lachen en zei: ‘Die hond heeft me een lesje geleerd. Als hij zonder bedelnap kan leven, waarom zou ik het dan niet kunnen?’ Hij gooide zijn bedelnap weg, sprong net als de hond de rivier in om te gaan drinken. Sinds die tijd bezat hij niets. En die hond moet wel iets voor Diogenes gevoeld hebben, want ze werden vrienden, ze gingen bij elkaar wonen.

Alexander kwam langs. Hij kon zijn ogen niet geloven, zo gracieus was die man. Hij had nog nooit iemand gezien met zoveel gratie, zoveel totale schoonheid, iets uit het onbekende, iets onlogisch… want er is geen enkele reden voor! Je kunt je vinger er niet op leggen waar het vandaan komt. Hij was diep onder de indruk en zei: ‘Heer…’ Hij had in zijn hele leven nog nooit ‘Heer’ tegen iemand gezegd.
Hij zei: ‘Heer, ik ben diep onder de indruk van hoe u bent en ik zou graag iets voor u willen doen. Is er iets wat ik voor u kan doen?’ Diogenes zei: ‘Even een stapje opzij doen, want u staat tegen de zon in, dat is alles. Meer heb ik niet nodig.’
Alexander zei: ‘Als ik de kans krijg om nog een keer op aarde te komen zal ik aan God vragen of hij Diogenes van me wil maken in plaats van opnieuw Alexander.’
Diogenes moest lachen en zei: ‘Dat gaat u echt niet vragen, want wie staat er nú in uw weg? U kunt nu Diogenes worden. Waar gaat u naar toe? Al maandenlang zie ik hier al maar legers voorbijtrekken – waar gaat u naar toe? En waarvoor?’
Alexander zei: ‘Ik ben onderweg naar India om de hele wereld te veroveren.’ ‘En wat gaat u dan doen?’ vroeg Diogenes. Alexander zei: ‘Dan ga ik uitrusten.’
Diogenes moest weer lachen en zei: ‘U bent een dwaas – want ik rust nu al uit, en ik heb de wereld niet veroverd. Ik zie er de noodzaak niet van in. Als u uiteindelijk gewoon wilt gaan uitrusten en relaxen, waarom niet meteen? Wat heeft het voor verband? Wie heeft u verteld dat u, voordat u uit kunt rusten, eerst de wereld moet veroveren? En ik zal u vertellen, als u nu niet uitrust, dan rust u nooit uit. Het lukt u nooit om de wereld te veroveren, want er zal altijd wel iets overblijven om te veroveren… het leven is kort en de tijd vliegt. Halverwege de reis gaat u dood – iedereen gaat halverwege de reis dood.’
Alexander zei: ‘Ik zal daar altijd aan denken, maar nú kan ik dat niet. Maar heel hartelijk bedankt voor uw advies.’
En Alexander ging halverwege dood. Hij kwam nooit meer thuis, hij stierf onderweg. Toen hij tergugkwam uit India ging hij onderweg dood. Die dag herinnerde hij zich Diogenes. Hij dacht alleen aan Diogenes – hij kon nooit rust vinden in zijn leven… en die man had rust.

Toen raakte er in de loop van de eeuwen een merkwaardig verhaal in omloop, dat Diogenes ook op diezelfde dag is gestorven. En onderweg naar God zijn ze elkaar tegengekomen, net toen ze de grensrivier gingen oversteken. Alexander liep voorop, een paar meter vooruit, toen hij achter zich iemand hoorde. Hij keek om in verbazing – in verbazing en in schaamte.
Het was Diogenes, diezelfde prachtige man.
Alexander probeerde zijn schaamte te verbergen. Hij zei: ‘Zo komen we elkaar dus weer tegen, de keizer en de bedelaar.’
En Diogenes zei: ‘Dat is waar. Maar er is één ding wat u niet heeft begrepen: u weet niet wie de bedelaar is en wie de keizer. U bent de bedelaar, ik ben de keizer, want ik heb mijn leven totaal geleefd, ik heb ervan genoten. Ik kan naar God toe gaan en hem in de ogen kijken. U kunt hem niet in de ogen kijken, want ik kan zien dat  u mij niet eens in de ogen kunt kijken! U beeft helemaal, u schaamt zich. U kunt mij niet in de ogen kijken – wat gebeurt er wel niet als u God onder in de ogen moet kijken? Uw hele leven is voor niets geweest.’

Osho, Take It Easy – Talks on Zen Buddhism Vol 1, Ch 4, Q 2.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.