1001 verhalen

Op een dag werd Osho gevraagd: ‘Waarom gebruikt u parabels?’
En zijn antwoord was:

Een parabel is een manier om iets te zeggen wat je niet kunt zeggen. Een parabel is een vinger die naar de maan wijst. Vergeet die vinger maar en kijk naar de maan. Pak die vinger niet vast, bijt niet in die vinger. Je moet de parabel begrijpen en dan vergeten.
En dat is het mooie van een parabel, van een verhaal. Je let goed op als een verhaal verteld wordt want het wekt altijd nieuwsgierigheid: “Wat gaat er gebeuren?” Je let goed op, je wordt één en al oor, je wordt vrouwelijk, je raakt heel erg geïntrigeerd. De verwachting komt in je op: ‘Wat gaat er gebeuren?”
De parabel wekt spanning op, het gaat naar een climax en dan, plotseling, de uitkomst. En als na de climax de uitkomst plaatsvindt, heb je het zo warm dat de uitkomst diep in je hart zinkt. 
Het is niet zo makkelijk om iets over de waarheid te zeggen. Je moet parabels verzinnen, poëzie, verschillende methoden en middelen zodat de lezer tot een soort passie opgewekt kan worden, kan gaan trillen, klaar gaat staan, wachtend op wat komen zal.

En ik ben niet de enige die parabels gebruikt, dat is altijd al gedaan. Boeddha gebruikte ze, Chuang-tzu gebruikte ze, Jezus gebruikte ze – alle grote leraren van de wereld hebben de parabel als methode gebruikt en dat heeft zijn nut bewezen door de eeuwen heen. Het heeft nog steeds ontzettend veel betekenis en het zal van betekenis blijven.
Een parabel is niet zomaar een verhaaltje. Ze is niet bedoeld om je te vermaken maar om je te verlichten. Dat is het verschil tussen een gewoon verhaal en een parabel.
Een parabel bevat een boodschap, een gecodeerd bericht. Je zult het moeten ontcijferen. Soms ben je je hele leven bezig om het te ontcijferen, maar door het ontcijferen zelf word je getransformeerd…

Wat is een parabel?
Bijvoorbeeld, Boeddha gaat naar een jeugdfestival in zijn mooie gouden strijdwagen. Opeens ziet hij voor het eerst van zijn leven een oude man, want dit is de parabel: toen Boeddha geboren werd kwamen grote astrologen bij zijn vader om zijn toekomst te voorspellen, om de mogelijkheden van het kind aan te geven. Alle astrologen zeiden: “Of hij wordt een chakravartin die over de zes continenten zal heersen, of hij wordt een sannyasin die de hele wereld zal verzaken. Dit zijn de twee mogelijkheden.”
Alle astrologen op één na staken twee vingers omhoog en zeiden: ‘De ene mogelijkheid: hij wordt de grootste heerser ter wereld ooit, nog nooit eerder gezien, nog nooit eerder gehoord, zo machtig zal hij zijn. En de tweede mogelijkheid: hij zal alles verzaken en het bos in trekken, om een sannyasin te worden en te gaan mediteren om het boeddha wezen te bereiken.”
Van alle astrologen was er één, de jongste, die maar één vinger opstak.
De koning vroeg: “Ze hebben allemaal twee vingers opgestoken en jij steekt er maar één op?”
Hij zei: “Omdat hij een Boeddha gaat worden, een andere mogelijkheid is er niet.”

Maar omdat hij de jongste astroloog was zat de koning er niet mee en baarde het hem geen zorgen. Omdat de oudere mensen zeiden dat er twee mogelijkheden waren vroeg hij aan hen: ‘Wat moet ik doen om te voorkomen dat hij ooit het koninkrijk op zal geven?”
En ze deden hem het voorstel: “Maak prachtige paleizen voor hem, een apart paleis voor elk seizoen.” In India heb je vier seizoenen, dus vier paleizen met prachtige tuinen, met velden en velden vol bloemen. “Maak er bijna een paradijs van. En maak er een punt van dat er geen enkele oude man in zijn tuinen komt, dat hij nooit een zieke tegenkomt en dat hij nooit een sannyasin  te zien krijgt, met zijn okerkleurige kleed, dat hij nooit met het verschijnsel dood geconfronteerd wordt. Die vier dingen zijn verboden. Als er al  bladeren vallen, moeten die verwijderd worden voordat hij een oud stervend blad ziet.
Bloemen moeten uit zijn tuin verwijderd worden voordat hij erachter komt dat bloemen verwelken en afsterven. En hij moet omringd worden door mooie vrouwen, de mooiste vrouwen in het koninkrijk. En hij moet voortdurend worden vermaakt. Bedenk wel dat hij alleen op die manier gered kan worden van het verlangen naar verlichting. Zorg dat hij voortdurend vermaakt wordt, uitgeblust blijft, moe. Als hij ’s morgens wakker wordt moet hij mooie vrouwen om zich heen zien dansen tot het allerlaatste moment dat hij in slaap valt. Hij moet bij muziek en dans in slaap vallen.”

En zo werd het geregeld…
Maar de parabel gaat verder.
Steeds als Boeddha naar de hoofdstad ging maakten ze de wegen schoon, werden alle oude mensen weggehaald, werd aan sannyasins  de toegang verboden. Nooit kwam hij iets lelijks, zieks, ouds of doods tegen als hij in zijn strijdwagen langs reed.
Maar die dag gebeurde er iets. De parabel vertelt dat de goden in de hemel zich grote zorgen begonnen te maken: “Blijft Boeddha in dat idiote soort continue vermaak steken? Wordt hij dan nooit verlicht?” Wegen werden schoongeveegd, het verkeer werd geregeld en gecontroleerd, maar die goden gingen ook iets regelen.
Een van de goden verscheen als een oude man, een ander als een sannyasin, een ander als een doodzieke, hoestende, bijna stervende persoon en weer een ander als een dode man die door anderen naar de begraafplaats werd gedragen.
Het is een prachtige parabel – de goden begonnen zich zorgen te maken. Er zit een veelzeggende boodschap in. Dit bestaan wil dat je verlicht wordt, dat betekent het. Het bestaan begint zich zorgen te maken, het bestaan geeft erom, het bestaan wil dat je bevrijd raakt van elke slavernij, vrij van alle duisternis.
Het bestaan wil je helpen en als het ziet dat je maar door en door blijft gaan met je leven te verknoeien, creëert het situaties die je kunnen provoceren. Dat is de betekenis van de parabel.

Er zijn geen goden in de hemel en goden komen niet rondlopen als oude mannen, maar de parabel is een manier om bepaalde verborgen waarheden uit te spreken. De verborgen waarheid is dat het bestaan om jou geeft, dat je dit bestaan in gestuurd bent om iets te leren. Raak niet verdwaald.
Dit is nou een eeuwige boodschap. Het doet er niet toe of Boeddha al dan niet geboren is, of hij al dan niet een historische persoon is, het enige wat ertoe doet is dat het bestaan zich om jou bekommert. Als het zich om Boeddha heeft bekommerd, bekommert het zich ook om jou.
Het zal gelegenheden scheppen voor je en als je een klein beetje oplet zal je deze gelegenheden kunnen vastpakken en die gelegenheden zullen een transformerende situatie blijken te zijn, een ontwaken.

Boeddha zag de oude man en vroeg aan zijn wagenmenner: ‘Wat is er met deze man gebeurd?” Natuurlijk, want hij had nog nooit een oude man gezien. Jij had die vraag nooit gesteld omdat je het elke dag ziet. Het was zo vreemd. Hij was getrouwd, hij had een zoon en hij had nog nooit een oude man gezien. Bij het zien van die oude man was hij plotseling geschokt. En de wagenmenner wilde gaan liegen, want hij kende de vader van Boeddha wel.
Maar het verhaal vertelt dat een van de goden het lichaam van de wagenmenner inging en de waarheid vertelde. Hij zei: ‘Iedereen moet oud worden.’
En Boeddha vroeg: “Word ik dan ook oud? En mijn geliefde, mijn vrouw, Yashodhara ook? En mijn kleine kind, Rahul, die pas een paar dagen geleden is geboren, hij ook?”
En de god zei, door de wagenmenner heen – hij dwong de wagenmenner om te zeggen: “Ja, iedereen wordt oud.”
En toen zagen ze de dode man.
‘En wat is er met hem gebeurd?’ vroeg Boeddha.
En de god zei, door de wagenmenner heen: “Iedereen moet deze toestand bereiken. Ziekte, ouderdom, dan de dood.”
“Moet ik ook sterven? En mijn mooie vrouw dan, Yashodara, en mijn kind, Rahul, die pas een paar dagen geleden is geboren?”
En de god zei: “Allemaal zullen ze sterven, zonder enige uitzondering.”

Toen zag Boeddha de okergeel geklede sannyasin. En hij zei: “Waarom gaat hij in oker, oranje gekleed?”
En de god zei: “Deze man heeft ook ziekte, ouderdom en dood zien gebeuren. Nu is hij op zoek naar de bron van onsterfelijkheid. Hij is zich ervan bewust dat dit leven besmet is met de dood. Hij heeft het feit ingezien dat dit lichaam vroeg of laat wel zal vergaan, stof tot stof. Daarom is hij op zoek naar iets wat onsterfelijk is. Hij is gaan mediteren. Hij heeft het vermaak opgegeven. Hij is op zoek naar verlichting.”
Boeddha zei: “Wacht eens even dan. We hoeven niet meer naar het jeugdfestival te gaan, want als de jeugd maar een vluchtig verschijnsel is, ben ik al oud. En als het leven tot stof zal vergaan, ben ik gestorven.”

Kijk eens wat een inzicht de parabel geeft. Boeddha zegt: “Als het gaat gebeuren, wat maakt het uit of het morgen gebeurt of over zeven of zeventig jaar? Als het gaat gebeuren, is het al gebeurd. Keer om! Geen enkel festival kan me nog interesseren. Ik heb het gehad met al die festivals. Ik moet op zoek gaan naar wat u verlichting noemt voordat dit lichaam verdwijnt. Ik moet dit lichaam als een opstapje gebruiken naar iets wat onsterfelijk is. Ik moet op zoek gaan naar nectar.”
En hij maakte rechtsomkeert. Diezelfde nacht nog verliet hij zijn paleis en vluchtte diep het bos in om te mediteren.

Dit is nou een parabel. Of het al dan niet is gebeurd, daar ben ik helemaal niet mee bezig. Wat maakt het uit of het geschiedkundig juist is of niet? Daarom worden mensen die te zeer zijn geobsedeerd door geschiedenis boos op mij – omdat mijn toewijding helemaal niet aan de geschiedenis is. Ik neem alle dichterlijke vrijheid. Mijn toewijding is aan parabels, niet aan geschiedenis. Als ik zie dat een parabel mooier kan worden, dan ga ik ermee spelen. Het maakt mij niets uit of het zo geschreven staat of niet. Wat maakt het uit? Mijn hele toewijding is aan de poëzie en de parabel en de verborgen boodschap daarin. En of het al dan niet is gebeurd, het kan nog steeds wel een redding voor je zijn.

Osho: The Secret of Secrets, Talks on the Secret of the Golden Flower.
Chapter 16, Question 2. August 26, 1978 AM, Buddha Hall, Pune, India.