1001 verhalen

De maan is de maan…

De maan is de maan, of je nu een hele mooie spiegel hebt of een hele gewone spiegel.

Rabindranath (Tagore) herinnerde zich een man van de leeftijd van zijn grootvader – heel oud. Hij kwam vaak bij Rabindranath thuis, en Rabindranath voelde zich nooit op zijn gemak bij die man omdat hij altijd vreemde vragen stelde. Als zulke vreemde vragen aan je gesteld worden, moet je ofwel antwoorden en je weet dat je het mis hebt, of je moet zwijgen, wat erg gênant voelt.
En die oude man moest lachen, of hij antwoordde of niet; dat maakte niets uit. Hij zei altijd tegen Rabindranath: ‘Je antwoord is verkeerd, je niet-antwoord is verkeerd. Je staat bekend als een groot dichter, je bent Nobelprijswinnaar – terwijl je helemaal niets weet. Je hebt zoveel mooie gedichten over God geschreven: Heb je hem wel ontmoet? Heb je hem wel gezien?’ 
En het was heel moeilijk om die man met die doordringende ogen te misleiden.

Op een dag was Rabindranath naar de oceaan gegaan, die vlakbij was. In de nacht met volle maan zag hij in de oceaan de weerspiegeling van de maan. De reflectie was nog mooier dan de maan zelf. 
Het komt vaak voor… je foto kan mooier zijn dan je in werkelijkheid bent. Je kunt fotogeniek zijn. Er zijn veel mensen die fotogeniek zijn – hun foto’s komen heel mooi uit, maar als je naar die mensen kijkt zijn ze in werkelijkheid niet zo mooi.

Op de weg terug, vol van de vreugde van het maanlicht en de oceaan, zag hij kleine plassen langs de kant van de weg. Het had net die ochtend geregend, en er waren kleine plassen water, vuil, maar de maan werd in die vuile waterplassen net zo mooi weerspiegeld als in die uitgestrekte oceaan.
Dat opende zijn ogen voor een nieuwe waarheid – dat de maan de maan is, of je nu een heel mooie spiegel hebt of een heel gewone spiegel. De realiteit van de maan blijft onaangetast. 


Voor het eerst voelde hij zich ontspannen over die oude man die hem dwars zat. En in plaats van naar zijn eigen huis te gaan, ging hij voor het eerst naar het huis van de oude man. Zijn ogen waren vol van de schoonheid van de maan, de oceaan, de kleine plassen water. En hij zei tegen de oude man: ‘Ik heb God gezien.’
De oude man omhelsde hem en zei: ‘Dat weet ik. Ik zie het aan je gezicht, aan je ogen. Ik zie het aan de manier waarop je voor het eerst naar me toe bent gekomen. Nu zal ik je niet meer lastigvallen, ik zal niet meer komen. Ik heb je steeds weer lastiggevallen, omdat ik je potentieel kende. De maan is de maan, of je nu een hele mooie spiegel hebt of een hele gewone. Het zou me heel blij maken als je me kunt vertellen hoe je God hebt gevonden.’

Rabindranath zei: ‘Ik keek naar de reflectie van de maan in de oceaan, en toen keek ik naar de vele reflecties langs de kant, in vuile plassen water. Maar de maan was niet vuil, de weerspiegeling was niet vuil; ze was net zo mooi als in de oceaan. Net op dat moment moest ik aan u denken – omdat ik me aan u geërgerd heb, ik was geïrriteerd door u. Ik was blind. Ik kon God niet in u zien.
Ik zag God alleen in mooie mensen, in bloemen, in de maan. Maar ik weet nu dat het niet uitmaakt wie je bent. Voor mij bent u nu ook een reflectie van God, en ik ben u dankbaar dat u me bleef porren, me naar dit besef toe duwde.’

Osho: The Rebellious Spirit, p. 13-14.

Afbeeldingen:
https://s-media-cache-ak0.pinimg.com/736x/22/23/c0/2223c06dec9a097a62bded27c4fc352c.jpg
http://setandflowyoga.com/wp-content/uploads/2016/05/moon-copy11.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

God weet wel wat hij doet!

 

Gewoon sinaasappelsap

 

Haar wang was altijd nat van de tranen

 

Sariputta moet lachen

 

De olifant en de muis

 

 

God weet wel wat hij doet!

Ik heb eens gehoord… Op een dag kreeg Frederik van Pruisen een ongewoon idee. Hij was op het platteland toen hij een paar mussen een paar tarwekorrels zag eten. Hij begon na te denken en kwam tot de conclusie dat deze kleine vogels in zijn koninkrijk een miljoen pikjes tarwe per jaar verorberden. Dit mocht niet toegestaan worden. Ze moesten worden overwonnen of vernietigd.
Omdat het niet mee viel om ze uit te roeien, gaf hij een beloning uit voor elke dode mus. Alle Pruisen gingen op jacht en al snel waren er geen mussen meer in het land. Wat een grote overwinning.

Frederik van Pruisen was heel erg blij. Hij vierde de gebeurtenis als een grote overwinning op de natuur. De koning voelde zich erg gelukkig, tot het volgende jaar toen hij te horen kreeg dat rupsen en sprinkhanen de gewassen hadden opgegeten, want zonder mussen was het hele levensritme vernietigd. Mussen blijven rupsen en sprinkhanen eten. Omdat er geen mussen waren, werd de hele oogst vernietigd door rupsen. Toen moesten ze mussen uit het buitenland gaan halen. 
En de koning zei: ‘Ik heb me zeker vergist. God weet wel wat hij doet.’

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 2, p. 130.

P.S. Het mussen horrorverhaal speelde zich opnieuw af op 13 december 1958 in Shanghai en elders in China. De communistische partijleider Mao Zedong had de ongevaarlijke graanetende vogel bestempeld tot een van de Vier Plagen, tot ongedierte. Zogenaamde staatswetenschappers hadden berekend dat één enkele mus jaarlijks 4,5 kilogram graan at. Dus voor elk miljoen gedode mussen konden 60.000 monden worden gevoed. 
De bevolking trok er massaal op uit om de dieren met een hels kabaal te verjagen en af te schieten. Vermoeide mussen die nergens konden schuilen op de grond werden vertrapt. Miljoenen mensen namen deel aan de massamoord, met als gevolg dat de oogst van het volgende jaar mislukte: de boommus pikte niet alleen graan, maar vooral schadelijke insecten. En die kregen vrij spel. 
Zo bracht Mao eigenhandig de Grote Chinese Hongersnood van 1959 en 1961 over zijn volk.

Afbeeldingen:
http://www.thehindu.com/multimedia/dynamic/00503/15_YT_SPARROW8_503288g.jpg
http://kingofwallpapers.com/caterpillar/caterpillar-007.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Gewoon sinaasappelsap

 

Haar wang was altijd nat van de tranen

 

Sariputta moet lachen

 

De olifant en de muis

 

De schaduw van de verborgen schat

Gewoon sinaasappelsap

Wat je gelooft wordt ook daadwerkelijk waar.

Ik heb eens gehoord… het gebeurde in een ziekenhuis. Een verpleegster zette een scherm om het bed heen van een mannelijke patiënt, gaf hem een flesje voor een urinemonster en zei: ‘Ik kom over tien minuten terug voor uw monster.’ 
Toen kwam er een andere verpleegster die de man een glas sinaasappelsap gaf.
De man, die nogal een grapjas was, goot het sinaasappelsap in het flesje. 

Toen de eerste verpleegster terugkwam, keek ze even en zei: ‘Dit monster lijkt wel een beetje erg troebel.’
‘Dat is zo,’ beaamde de patiënt. ‘Ik zal het nog een keer doornemen om te zien of ik het kan schoonmaken.’ 
En toen hij het flesje aan zijn lippen zette, viel de verpleegster flauw.

Alleen je geloof, alleen al het idee – wat doet deze man? Hij dronk gewoon sinaasappelsap. Maar als je eenmaal iets gelooft, wordt het ook daadwerkelijk waar. 
Nu denkt de verpleegster dat hij zijn urine opdrinkt. 
Het zit alleen in haar idee – maar ideeën worden heel erg de werkelijkheid, ze veranderen je zienswijze.

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 1, p. 199-200.

Afbeelding:
http://img.aws.livestrongcdn.com/ls-article-image-640/ds-photo/getty/article/64/171/179694821_XS.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Haar wang was altijd nat van de tranen

 

Sariputta moet lachen

 

De olifant en de muis

 

De schaduw van de verborgen schat

 

Kant komt er niet uit

Haar wang was altijd nat van de tranen

Seks is slechts het alfabet van de liefde, stenen waarvan je een Taj Mahal kunt maken.

Het is echt een mooi verhaal. Een heel klein verhaaltje, er staat niet veel in, maar toch geweldig van inhoud.
Een vrouw bedreef de liefde met elke man die bij haar kwam voor seks, maar haar wang was altijd nat van de tranen.

Gewoon een verhaaltje van één zin, maar het verhaal kan het verhaal van de hele mensheid zijn. Dit is wat er gebeurt.
Liefde is mogelijk, maar ze stijgt nooit uit boven seks. Daarom zijn alle wangen vol tranen… nat. Ik zie je wangen vol tranen, tranen die naar beneden rollen. Een van de grootste misères in het menselijk leven is dat men bij seksualiteit blijft en nooit verder komt en nooit een moment bereikt van liefde…
Seks is alleen maar het alfabet van de liefde, stenen waaruit je een Taj Mahal kan maken. Maar Taj Mahal bestaat niet alleen uit stenen. Je kunt stenen opstapelen, het zal geen Taj Mahal worden. Taj Mahal is een compositie van oneindige liefde, van oneindige creativiteit.

Bakstenen zijn slechts het zichtbare deel ervan. Taj Mahal is iets onzichtbaars. Bakstenen hebben dat onzichtbare op een bepaalde manier zichtbaar gemaakt en je kunt het voelen. Bakstenen helpen het onzichtbare te voelen, maar de bakstenen zijn niet het onzichtbare.
Seks is net als bakstenen. En als je doorgaat met het opstapelen van seks, zul je je zeker in tranen voelen. Die vrouw moet een vrouw van diep begrip zijn geweest.

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 1, p. 108-110.

Afbeeldingen:
http://i1.wp.com/www.deepdivingmen.com/wp-content/uploads/2014/06/crying_lady.jpg
http://static.thousandwonders.net/Taj.Mahal.original.14870.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Sariputta moet lachen

 

De olifant en de muis

 

De schaduw van de verborgen schat

 

Kant komt er niet uit

 

Plato’s zuivere wiskunde

Sariputta moet lachen

Eerst moet je een ontvanger worden, eerst moet je tot stilte komen, dan is verbondenheid mogelijk, eerder niet.

Er kwam eens een man bij Boeddha. Hij was een groot geleerde, een soort professor, had veel boeken geschreven, was bekend in het hele land. Maulingaputta was zijn naam.
Hij zei tegen Boeddha: ‘Ik ben met tientallen vragen gekomen en u moet ze beantwoorden.’
Boeddha zei: ‘Ik zal ze wel beantwoorden, maar u moet aan één voorwaarde voldoen. Gedurende een jaar moet u in totale stilte bij mij zijn, daarna zal ik antwoorden – niet eerder. Op dit moment kan ik wel antwoorden, maar u zult de antwoorden niet ontvangen, omdat u er niet klaar voor bent, en wat ik ook zeg, u zult het verkeerd interpreteren, omdat u te veel interpretaties in uw mind heeft. Alles wat ik zeg moet door uw mind gaan. Wees een jaar lang stil, zodat u de kennis kunt laten vallen. Wanneer u leeg bent, zal ik alles wat u wilt vragen beantwoorden, dat beloof ik u.’

Terwijl hij dit zei, begon een andere discipel van Boeddha, Sariputta, die onder een boom zat, te lachen – onbedaarlijk te lachen.
Maulingaputta voelde zich vast in verlegenheid gebracht. 
Hij zei: ‘Wat is er aan de hand? Waarom lacht u?’
Hij zei: ‘Ik lach niet om u, maar om mezelf. Er is een jaar voorbijgegaan. Deze man heeft mij ook bedrogen. Ik was met veel vragen gekomen en hij zei “wacht maar een jaar,” en ik heb gewacht. Nu moet ik lachen, want nu zijn die vragen verdwenen. Hij blijft maar vragen, “kom nou met die vragen!” maar ik kan niet op die vragen komen. Ze zijn verdwenen.’ 
Dus, Maulingaputta, als u echt wilt dat uw vragen worden beantwoord, stel ze dan nu, wacht niet een jaar. Deze man misleidt u.’

Osho: The Discipline of Transcendence – Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 1, p. 10-11.

Afbeelding:
http://postsfromthepath.com/wordpress/media/happy-monk.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

De olifant en de muis

 

De schaduw van de verborgen schat

 

Kant komt er niet uit

 

Plato’s zuivere wiskunde

 

Waarom zoek je geen paard?

 

De olifant en de muis

Zelfs een muis heeft zijn eigen ego.

Ik heb eens gehoord: een olifant keek omlaag en zag een heel klein muisje bij zijn poot staan. 
‘Lieve help,’ zei de olifant, ‘wat ben jij klein.’


Met dank aan Jolanda Caspers

‘Ja,’ beaamde de muis, ‘ik ben de laatste tijd niet zo lekker geweest.’

Osho: Yoga, the Alpha and the Omega – Discourses on the Yoga Sutras of Patanjali, Vol. 10, p. 23.

Een olifant liep door de jungle toen ze plotseling een stem achter zich hoorde. Ze draaide zich om en zag een klein muisje op de grond zitten. Het muisje vroeg of ze hem een ritje op haar rug wilde geven en ze zei: ‘Natuurlijk, kruip maar omhoog!’
Even later hoorde de olifant plotseling de muis lachen. Ze draaide haar hoofd om en vroeg: ‘Hé, wat is er aan de hand? Waarom lach je?’
Maar de muis antwoordde: ‘Ach, maakt niet uit. Loop maar door.’
Toen liep ze verder, maar na een tijdje begon de muis weer te giechelen. Hij sprong op en neer op haar rug, stikkend van de lach.
Deze keer werd de olifant echt kwaad en zei: ‘Luister, als je me niet vertelt waarom je lacht, gooi ik je van mijn rug af!’
Toen zei de muis tenslotte: ‘Ha, ha, ha! Ik heb je twee keer verkracht en je hebt het niet eens gemerkt!’

Maar zo gaat het met iedereen. Je gaat door met grootse dingen doen in je slaap, in de veronderstelling dat de hele wereld het opmerkt, dat het hele universum er goede nota van neemt, dat je eeuwenlang herinnerd zult worden, dat je een plaats in de geschiedenis zult hebben, dat je naam in gouden letters geschreven zal worden. Als je slaapt leef je in het ego. Als je wakker wordt, zie je plotseling dat het ego verdwijnt. Zoals de zon opkomt en de mist van de vroege ochtend verdwijnt, zo verdwijnt het ego wanneer je wakker wordt.

Osho: The Secret – Discourses on Sufism, p. 18-19.

Afbeeldingen:
http://images.fineartamerica.com/images-medium-large-5/elephant-vs-mouse-jolanda-caspers.jpg
http://scitechdaily.com/images/elephant-mouse-trunk.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

De schaduw van de verborgen schat

 

Kant komt er niet uit

 

Plato’s zuivere wiskunde

 

Waarom zoek je geen paard?

 

Michelangelo en de verborgen Jezus

 

De schaduw van de verborgen schat

‘Juiste herinnering’ of ‘de naam onthouden’, ‘het adres onthouden.’

Er is een Soefi verhaal: een man hoorde dat als hij bij zonsopgang naar een bepaalde plek in de woestijn ging… en tegenover een verre berg zou gaan staan, zijn schaduw naar een grote begraven schat zou wijzen.
De man verliet zijn hut vóór het eerste daglicht en stond bij dageraad op de aangewezen plek. Zijn schaduw strekte zich lang en dun uit over het zandoppervlak.

‘Wat een mazzel,’ dacht hij terwijl hij zich een grote rijkdom voorstelde. Hij begon te graven naar de schat. Hij ging zo in zijn werk op dat hij het niet merkte dat de zon aan de hemel klom en zijn schaduw korter werd, maar toen kreeg hij het in de gaten. Hij was nu bijna de helft kleiner dan eerst. Hij werd ongerust en begon opnieuw te graven op de nieuwe plek. 
Uren later, op het midden van de dag, stond de man weer op de aangewezen plek. Hij wierp geen schaduw. Hij werd erg ongerust. Hij begon te huilen en te wenen – alle moeite voor niets. Waar is de plek nou?
Toen kwam er een Soefimeester langs, die hem toe begon te lachen en zei: ‘Nu wijst de schaduw precies naar de schat. Hij zit in jou.’

Alle paden kunnen erheen leiden, want in zekere zin is het al bereikt. Het zit in je. Je zoekt niet naar iets nieuws. Je zoekt iets dat je vergeten bent. En hoe kun je het eigenlijk vergeten?
Daarom blijven we zoeken naar gelukzaligheid, omdat we het niet kunnen vergeten. 
Het blijft in ons doorklinken. Het zoeken naar gelukzaligheid, het zoeken naar vreugde, het zoeken naar geluk is niets anders dan het zoeken naar God. Misschien heb je het woord ‘God’ niet gebruikt, dat doet er niet toe, maar al het zoeken naar gelukzaligheid is het zoeken naar God – is het zoeken naar iets dat je wist, dat op een dag van jou was en dat je verloren bent.

Daarom hebben alle grote heiligen gezegd:  ‘Herinner je.’ 
Boeddha noemt het samyak smriti, ‘juiste herinnering’. 
Nanak noemt het nam smaran, ‘de naam herinneren’ – het onthouden van het adres. 

Heb je niet gezien hoe vaak dit gebeurt? Je weet iets, je zegt ‘het ligt precies op het puntje van mijn tong,’ maar toch komt het niet. God ligt op het puntje van je tong.
In een kleine school schreef de scheikundeleraar een formule op het bord, en hij vroeg een kleine jongen om op te staan en hem te vertellen wat die formule voorstelde. De jongen keek, en hij zei: ‘Meneer, het ligt op het puntje van mijn tong, maar ik weet het niet meer.’
De leraar zei: ‘Spuug het uit! Spuug het uit! Het is kaliumcyanide!’
God ligt ook op het puntje van de tong, en ik zeg: ‘Slik het in! Slik het door! Spuug het niet uit! Het is God!’

Laat hem in je bloed circuleren. 
Laat hem deel uitmaken van je diepste vibraties. 
Laat hem een lied worden in je wezen, een dans.

Osho: Yoga, the Alpha and the Omega – Discourses on the Yoga Sutras of Patanjali, Vol. 9, p. 276-278.

Afbeeldingen:
https://s-media-cache-ak0.pinimg.com/originals/fb/26/c9/fb26c9477e311e1b23b77983a1d2c615.jpg
http://il9.picdn.net/shutterstock/videos/5890940/thumb/1.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Kant komt er niet uit

 

Plato’s zuivere wiskunde

 

Waarom zoek je geen paard?

 

Michelangelo en de verborgen Jezus

 


De zoektocht van Socrates

Kant komt er niet uit

De mind is op een bepaalde manier erg machteloos, ze kan je existentieel geen jeu geven.

Ik moet denken aan een groot Duits filosoof, Immanuel Kant. Hij is een typisch voorbeeld van iemand die absoluut in zijn hoofd leeft. Hij leefde zo volledig volgens de mind, dat mensen hun horloge in gingen stellen wanneer ze Immanuel Kant naar de universiteit zagen gaan. 
Nooit – het kon regenen, het kon vuur regenen, het kon pijpenstelen regenen, het kon door en door koud zijn, er kon sneeuw vallen …. wat er ook gebeurde, Kant ging het hele jaar door op precies dezelfde tijd naar de universiteit, zelfs op feestdagen. Zo’n vaste, bijna mechanische … Hij ging op precies dezelfde tijd op vakantie, bleef in de universiteitsbibliotheek, die speciaal voor hem open werd gehouden, want wat zou hij daar anders de hele dag doen? En hij was een zeer vooraanstaand, bekend filosoof, en hij verliet de universiteit elke dag op precies dezelfde tijd.

   Immanuel Kant (1724-1804)

Op een dag gebeurde het… Het had geregend en er was te veel modder onderweg – een van zijn schoenen kwam vast te zitten in de modder. Hij stopte niet om de schoen eruit te halen, want dan zou hij een paar seconden later de universiteit bereiken, en dat was onmogelijk. Hij liet de schoen daar achter. Hij kwam gewoon aan met één schoen. De studenten konden het niet geloven.
Iemand vroeg: ‘Wat is er met die andere schoen gebeurd?’
Hij zei: ‘Die  kwam vast te zitten in de modder, dus heb ik hem daar achtergelaten, goed wetende dat niemand een schoen zal stelen. Als ik vanavond terugga, dan zal ik hem ophalen. Maar ik kon niet te laat komen.’

Een vrouw deed hem een aanzoek: ‘Ik wil met je trouwen.’
Een mooie jonge vrouw. Misschien heeft geen enkele vrouw ooit zo’n antwoord gekregen, voor of na Immanuel Kant. Of je zegt ‘ja’ of je zegt  ‘nee, excuseer me.’ 
Immanuel Kant zei: ‘Ik zal veel onderzoek moeten doen.’
De vrouw vroeg: ‘Waar naar?’
Hij zei: ‘Ik zal alle huwelijksboeken moeten raadplegen, alle boeken over het huwelijk, om alle voors en tegens uit te zoeken – of je wel of niet moet trouwen.’

De vrouw kon zich niet voorstellen dat zo’n antwoord ooit eerder aan een vrouw was gegeven. Zelfs nee was acceptabel geweest, zelfs ja, al zou je in een ellende terechtgekomen zijn, maar het was acceptabel geweest. Maar zo’n soort onverschillige houding tegenover de vrouw – hij had geen enkel lief woord voor haar. Hij zei niets over haar schoonheid, hij was alleen maar bezorgd over zijn mind. 
Hij moest zijn mind overtuigen of trouwen wel of niet logisch juist was. Het kostte hem drie jaar. Het werd echt een lange zoektocht. Dag en nacht was hij ermee bezig, en hij had driehonderd redenen tegen het huwelijk en driehonderd redenen voor het huwelijk gevonden. Het probleem bleef dus, zelfs na drie jaar, even groot.

Een vriend stelde voor, uit medeleven: ‘Je hebt drie jaar verspild aan dit stomme onderzoek. In drie jaar zou je al die zeshonderd hebben meegemaakt, zonder onderzoek. Je had gewoon “ja” moeten zeggen tegen die vrouw. Je had niet zoveel moeite hoeven doen. Drie jaar zouden je alle voors en tegens hebben gegeven – existentieel, ervaringsgericht.’


Maar Kant zei: ‘Ik kom er niet uit. Ze zijn allebei gelijk, parallel, in evenwicht. Er is geen manier om te kiezen.’
De vriend stelde voor: ‘Van de voors ben je één ding vergeten: dat wanneer er een kans is, het beter is om ja te zeggen en de ervaring door te maken. Dat is één voordeel wat de voors meer hebben. De tegens kunnen je geen ervaring geven, en het is alleen ervaring wat telt.’

Hij begreep het, het was intellectueel juist. Hij ging onmiddellijk naar het huis van de vrouw, klopte bij haar deur aan. Haar oude vader deed de deur open en zei: ‘Jongeman, u bent te laat. U heeft te lang over uw onderzoek gedaan. Mijn meisje is getrouwd en heeft twee kinderen.’ 
Dat was het laatste wat men ooit over zijn huwelijk gehoord heeft. Van toen af aan heeft geen enkele vrouw hem ooit gevraagd, en hij was er niet de man naar om iemand te vragen. Hij bleef ongetrouwd.

De mind is in zekere zin erg machteloos, ze kan je existentieel geen jeu geven, geen existentiële ervaring, en dat is het enige dat telt.

Osho: Sat Chit Anand, p. 242-243.

Afbeeldingen:
http://hplusmagazine.com/wp-content/uploads/kant1.jpg
http://cdn2.hubspot.net/hubfs/475314/assets/featured-image-imports/pros-cons-for-social-selling-cold-calling.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Plato’s zuivere wiskunde

 

Waarom zoek je geen paard?

 

Michelangelo en de verborgen Jezus

 


De zoektocht van Socrates

 


Zenmeester Eisai en de arme samoerai

 

Plato’s zuivere wiskunde

Het leven is genoeg op zichzelf. En als je probeert een of ander doel te bereiken, loop je het leven mis.

Het gebeurde eens… In de vierde eeuw voor Christus richtte de grote Atheense filosoof Plato een school op, de Academie, waar wiskunde een belangrijk onderdeel van het curriculum was.


De School van Athene, Rafaël, 1509-1511, Apostolisch Paleis, Vaticaan.

Plato hield enorm van wiskunde. Hij was een dichter van de wiskunde, een liefhebber. Op de deur van zijn Academie stond geschreven: ‘Als je geen wiskunde kent, kom dan niet binnen.’ 
Men moest wiskunde leren voordat men de Academie kon betreden. Het werd onderwezen met de grootste strengheid waartoe de tijd in staat was, en het ging over geïdealiseerde vormen waarop geïdealiseerde bewerkingen werden uitgevoerd.

Een student, die aan strenge mentale oefeningen werd onderworpen over de platonische opvatting van wiskunde, bleef tevergeefs zoeken naar een toepassing op de verschillende ambachtsvormen, waarvan hij wist dat wiskundige concepten nuttig waren.
Tenslotte zei hij tegen Plato: ‘Maar meester, waartoe kunnen deze stellingen in het bijzonder dienen? Ik zie geen enkel praktisch nut. De stellingen zijn mooi, het is zuivere wiskunde, maar wat is het nut ervan? Wat is het nut van deze stellingen? Wat valt er uit te halen?’
De oude filosoof keek de vragende student aan, wendde zich tot een slaaf en zei: ‘Geef deze jongeman een stuiver, zodat hij het gevoel heeft dat hij iets aan mijn lessen heeft gehad, en stuur hem dan weg.’


Een oudere Plato loopt naast Aristoteles.

Het is moeilijk te begrijpen, want voor Plato was wiskunde zijn liefde, zijn geliefde. Het ging niet om winst, het ging niets om iets te bereiken. Alleen het aanschouwen van die vormen, die pure vormen van wiskunde, was genoeg. Juist die contemplatie leidt naar het onbekende.
Het gaat helemaal niet om winst. Het leven zelf is genoeg van zichzelf. En als je probeert een of ander doel te bereiken, zul je het leven missen…

Waarvoor zingen deze vogels? Voor wat? Gewoon het genot van het zingen. Ze zingen niet om een prijs te winnen. Ze zingen niet voor een wedstrijd. Ze zingen niet eens voor jou om naar ze te luisteren. Ze zingen gewoon. Ze zitten vol energie en de energie stroomt over. De energie is te veel – wat doe je ermee? 
Ze delen met het bestaan. Het zijn verspillers, geen vrekken.

Als je zingt, ga je eerst iets zoeken. Gaan de mensen het waarderen? Ga je beloond worden op een of andere manier, grof of subtiel? Dan ben je geen zanger, maar een zakenman. 
Als je danst voor een publiek en je bent op zoek naar hun waardering, hun applaus, dan ben je geen danser. Een danser danst gewoon. Als mensen het zien en waarderen en ervan genieten, dat is iets anders. Dat is niet het doel. Een danser kan alleen dansen, met niemand erbij om te kijken. Een zanger kan alleen zingen. 

De activiteit op zich betaalt zo veel uit dat het niet nodig is een ander doel te hebben, een ander bedoeling… Dit moet je begrijpen. Alles wat mooi is in het leven is intrinsiek, het heeft intrinsieke waarde. En alles wat gewoon is, is doelgericht.
Ik zeg je het leven te leven als een intrinsieke waarde. Doe wat je wilt doen, maar doe het niet om te bewijzen dat je nuttig bent. Doe het omdat je ervan houdt. Doe het omdat je je er gelukkig bij voelt. Doe het omdat het je liefde is. En plotseling krijgt alles een andere kleur en wordt alles lichtgevend.

Osho: Nirvana, The Last Nightmare, p. 207-212.

Afbeeldingen:
https://classconnection.s3.amazonaws.com/663/flashcards/5058663/jpg/school-of-athens-detail-from-right-hand-side-showing-diogenes-on-the-steps-and-euclid-1511-144E06746857850A729.jpg
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/9/98/Sanzio_01_Plato_Aristotle.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Waarom zoek je geen paard?

 

Michelangelo en de verborgen Jezus

 


De zoektocht van Socrates

 


Zenmeester Eisai en de arme samoerai

 


De nieuwe scooter

Waarom zoek je geen paard?

Waarom maak je je druk over boeddhaschap?

Een oud Zen verhaal vertelt over een pelgrim die te paard op zoek ging naar een beroemde wijze man om hem te vragen hoe hij de ware verlichting kon vinden. Na maanden zoeken vond de pelgrim de leraar in een grot. De meester luisterde naar de vraag en zei niets. De zoeker wachtte.

Uiteindelijk, na uren van stilte, keek de meester naar het paard waarop de pelgrim was aangekomen, en vroeg de pelgrim waarom hij niet op zoek was naar een paard in plaats van verlichting.
De pelgrim antwoordde dat hij blijkbaar al een paard had. 
De meester glimlachte, en trok zich terug in zijn grot.

Heel veelbetekenend! De meester zei: ‘Waarom zoek je geen paard? Waarom maak je je druk over boeddhaschap?’
En de man zei: ‘Waar heeft u het over? Het paard is al bij me. Ik heb een paard! Waarom zou ik ernaar zoeken?’ 
En de meester zei niets – hij glimlachte gewoon en trok zich terug in zijn grot. Klaar! Hij had het antwoord gegeven.

Je bent een boeddha. Je kunt er niet naar zoeken. Dat is de grote uitspraak van alle grote religies – dat jullie goden en godinnen in vermomming zijn, incognito. 
Je bent je eigen identiteit vergeten, je weet niet wie je bent. Vandaar al het zoeken. 
En soms begin je te zoeken naar dat wat je al bent. Dan is het onmogelijk om te vinden … dan  de frustratie.
Begin niet te zoeken, begin gewoon te kijken naar wat er is. 
Kijken naar de werkelijkheid zoals die is, is genoeg. 
Dat is de betekenis van Zen als ze zeggen: ‘Wees hier-nu.’
Kijk in de werkelijkheid. Er ontbreekt niets, alles is er al.

Osho: Zen, The Path of Paradox, Vol. 3, #10.

Afbeelding:
http://www.taylorweidman.com/wp-content/uploads/2016/10/016_Mustang-1024×683.jpg

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti. 

Vorige verhalen

Michelangelo en de verborgen Jezus

 


De zoektocht van Socrates

 


Zenmeester Eisai en de arme samoerai

 


De nieuwe scooter

 


Iedereen is een boeddha