De kunstenaar en de Dood

De man die zijn ademhaling kon stoppen,
maar zijn mond niet kon houden.

Ik heb ooit een mooi verhaal gehoord. Er was eens een groot beeldhouwer, een schilder, een groot kunstenaar. Zijn kunst was zo perfect dat wanneer hij een beeld van iemand maakte, het moeilijk was om te zeggen wie de man was en wie het standbeeld. Het was zo levensecht, zo levendig, zo herkenbaar.
Een astroloog vertelde hem dat zijn dood op handen was, dat hij spoedig zou sterven. Het spreekt vanzelf dat hij hier erg bang en angstig van werd, en zoals ieder mens de dood wil vermijden, wilde hij dat ook. Hij dacht erover na, ging mediteren en vond een manier. 

Hij maakte beelden van zichzelf, elf in getal, en toen de Dood op zijn deur aanklopte en de Engel des Doods binnenkwam, stond hij verborgen tussen zijn eigen elf beelden. Hij hield op met ademen.
De Engel des Doods stond perplex, kon zijn ogen niet geloven. Dit was hem nog nooit overkomen; het was zo ongewoon. God staat er niet om bekend dat hij ooit twee mensen hetzelfde heeft geschapen; hij schept altijd iets unieks.
Hij heeft nooit in enige routine geloofd. Hij is niet zoals een lopende band. Hij is absoluut tegen kopieën; Hij schept alleen originelen.

Wat was hier gebeurd? Twaalf personen in totaal, absoluut gelijk? Wie moeten we nu weghalen? Er hoeft er maar één meegenomen te worden.
De Dood, de Engel des Doods, kon geen beslissing nemen. Hij was in verwarring, verontrust en nerveus en keerde terug.
Hij vroeg aan God: ‘Wat heeft U nu gedaan? Er zijn twaalf precies dezelfde personen, en ik moet er maar één meenemen. Hoe moeten wij dan kiezen?’

God moest lachen. Hij riep de Engel des Doods dicht bij zich en sprak in zijn oren de oplossing, de tip hoe je het echte van het onechte kunt onderscheiden.
Hij gaf hem een mantra en zei tegen hem: ‘Ga gewoon naar binnen en spreek die uit in die kamer waar die kunstenaar zich tussen zijn eigen beelden verbergt.’
De Engel des Doods vroeg: ‘Hoe moet dat in zijn werk gaan?’
God zei: ‘Maak je niet druk. Ga het gewoon maar proberen.’

De engel des doods kwam, zonder te geloven dat het zou kunnen werken, maar als God eenmaal zoiets zei, moest hij dat maar doen. Hij kwam de kamer binnen, keek rond, en zonder iemand in het bijzonder aan te spreken, zei hij: ‘Meneer, alles is perfect, behalve één ding. U hebt het goed gedaan, maar u heeft één punt gemist. Er is één fout.’
De man vergat helemaal dat hij zich verstopte. Hij sprong op en zei: ‘ Wat voor fout?’
En de Dood moest lachen. En de Dood zei: “Nu heb ik u te pakken. Dit is de enige fout: u kunt uzelf niet vergeten. Kom maar mee, achter me aan.’

De dood is van het ego. Als het ego bestaat, bestaat de dood. Zodra het ego verdwijnt, verdwijnt de dood. Je gaat niet sterven, onthoud dat; maar als je denkt dat je wel bent, ga je sterven. Als je denkt dat je een wezen bent, dan ga je sterven.
Deze valse entiteit van het ego gaat sterven, maar als je aan jezelf denkt in termen van niet-zijn, in termen van niet-ego, dan is er geen dood – dan ben je al dood-loos geworden.
Je bent altijd al dood-loos geweest; nu heb je het in feite herkend.
De kunstenaar werd gepakt omdat hij niet kon verdwijnen in niet-zijn.

Afbeelding: Wikimedia Commons, Standing Moai at Ahu Tongariki, Easter Island, Pacific Ocean.

Uit de serie 1001 verhalen van Shanti.

Vorige verhalen

De vicieuze cirkel van negenennegentig

 

De mooie en de lelijke vrouw

 

Je hebt een schop onder je kont nodig!

 

Niet nog meer stenen boeddha’s hier!

 


De schoonheid van een zentuin