1001 verhalen

Drie koningen die een man opzoeken die Frank heet

Hoe ver zijn we eigenlijk bereid om ergens in te duiken, klaar, onbevooroordeeld en met de wil om de sleutel te begrijpen?

De Nobelprijs winnaar songwriter Bob Dylan geeft ons een moderne parabel, die heel goed weergeeft wat ik jullie wil vertellen. Achterop zijn album John Wesley Harding lezen we over drie koningen die een man opzoeken die Frank heet.

De eerste koning legt aan Frank uit wat hun missie is: ‘Meneer Dylan heeft een nieuwe plaat uitgebracht. Deze plaat bevat natuurlijk alleen zijn eigen songs en we hebben begrepen dat u de sleutel bent.’
‘Dat klopt,’ zegt Frank, ‘dat ben ik.’
‘Nu dan,’ zei de koning met lichte opwinding, ‘kunt u het dan alstublieft voor ons ontsluiten?’
Frank, die al die tijd achterover heeft gelegen met zijn ogen gesloten, opent ineens beide ogen wijd als een tijger.
‘En hoe ver wilt u er eigenlijk ingaan?’ vroeg hij.
De leider van de koningen antwoordt: ‘Niet al te ver, maar net genoeg om te kunnen zeggen dat we er zijn geweest.’


Dit is een prachtige parabel. Onze inspanningen zijn erg halfslachtig, ook als we soms proberen om ergens toe bereid te zijn. De leider van de koningen antwoordt: ‘Niet al te ver, maar net genoeg om te kunnen zeggen dat we er zijn geweest.’

Osho: The Beloved, Songs of the Baul mystics. Vol. 2, p 14.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com. 

Vorige verhalen


De soefi meester die zweeg

 


Een rabbi heeft een aanrijding met pater Murphy

 


Het kopje thee stroomt over

 

Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

 


De samoerai die zich minderwaardig voelde

 

 

De soefi meester die zweeg

Het werk van een meester bestaat uit het duidelijk maken van je eigen vragen aan jou.

Een soefi mysticus was op weg naar Mekka voor zijn Hajj, zijn pelgrimage.
Hij kwam in een plaats, een klein plaatsje, en hij was daar nog niet aangekomen of het bericht had het dorp al bereikt dat er een groot mysticus onderweg was, dus kwam het hele dorp bijeen.
De meester was een hele stille en de dorpsbewoners vroegen hem, smeekten hem om een toespraak te houden. ‘Maandenlang hebben we zitten wachten en nu u er bent kunnen we u pas laten gaan als u ons iets heeft laten horen.’
De meester aarzelde. Hij zei: ‘Maar ik heb niets te zeggen.’ Maar ze wilden het niet horen, ze bleven aandringen.
De meester zei: ‘En wat ik weet kan niet gezegd worden!’ Maar ze wilden het niet horen. Hoe meer de meester aarzelde, hoe geïnteresseerder ze werden, dat spreekt vanzelf. En ze zeiden: ‘We blijven hier zitten, we zullen vasten en niets eten totdat u ons een boodschap geeft, want zelden is er zo’n verlicht iemand hier voorbijgekomen. We kunnen u niet laten gaan.’

Dus ging de meester akkoord. Ze gingen naar de moskee. Het hele dorp kwam bijeen, vol verwachting over wat de meester zou gaan zeggen. En ze wisten heel goed dat hij nog nooit eerder in een ander dorp een toespraak had gehouden. Hij was op reis geweest, van duizend mijlen ver, en iedereen had het aan hem gevraagd. Maar hij had gezwegen. Ze waren verheugd, het was een voorrecht dat de meester erin toegestemd had om een toespraak te houden.

De meester kwam. Hij keek zijn toehoorders aan en stelde één vraag: ‘Weten jullie wat ik jullie ga vertellen?’
Ze zeiden allemaal: ‘Natuurlijk niet, hoe moeten we dat nou weten? We weten het niet.’
De meester zei: ‘Dan kan ik niets zeggen tegen zulke onwetende mensen die niet eens weten waar ik het over ga hebben!’
De mensen keken heel verbaasd op en de meester liep weg. Hun verlangen laaide nog hoger op. Ze dachten, dat was geen goed antwoord van ons. ‘Ja, de meester heeft gelijk: hoe kan hij nou iets zeggen tegen zulke onwetende mensen?’
Ze haastten zich om de meester weer terug te halen en zeiden: ‘Vraagt u het nog eens. Dat was geen goed antwoord van ons, maar kom mee,  geef ons nog een kans.’
De meester kwam terug en zei: ‘Weten jullie waar ik het over ga hebben?’
Ze zeiden: ‘Ja! We weten allemaal waar u het over gaat hebben.’
Toen zei de meester: ‘Dan is het klaar! Als jullie het al weten, waar hebben jullie mij dan voor nodig om het jullie te vertellen? Zo’n verlicht dorp!’

Nu stonden de mensen nog verbaasder te kijken. En de meester ging opnieuw weg. Ze stonden met elkaar te praten, het hele dorp wond zich op over één ding maar: ‘Wat moeten we nu doen? Morgenochtend gaat hij weg! We moeten er iets op vinden.’
Ze praatten en ze discussieerden en ze vonden er iets op. Midden in de nacht gingen ze de meester wakker maken en zeiden: ‘We zijn er weer, dat antwoord van ons was verkeerd, het spijt ons. Vraagt u het nog eens!’
De meester ging terug naar de moskee en vroeg opnieuw: ‘Weten jullie wat ik jullie ga vertellen?’
Toen zei de helft van de mensen: ‘Ja,’ en de andere helft zei: ‘Nee.’ Dat was de enige weg. Hoe kon hij er nu uitkomen?
En de meester zei: ‘Ha, ha, ha! Dan moeten zij die het weten het maar vertellen aan hen die het niet weten. Waar hebben jullie mij dan voor nodig? Zeg maar tegen de mensen, praat maar onder elkaar. Jullie hebben mij absoluut niet nodig.’

In feite hoef je niemand iets te vragen als je diep in je eigen vragen gaat. Al dat vragen is onnodig, want wat voor antwoord ik jullie ook geef, het zit eigenlijk al in je. Ik maak het alleen duidelijk. Ik help om het aan de oppervlakte te laten komen in je. Ik heb geen kant-en-klaar antwoord voor je. Ik heb geen catechismus. Het is niet zo dat mijn antwoord voor altijd vaststaat.
Jij stelt een vraag. Ik kijk in je vraag. Ik probeer te doen wat je zelf zou hebben gedaan en dan vind ik daar het antwoord, dat ik dan aan je duidelijk maak. Het werk van een meester bestaat uit het duidelijk maken van je eigen vragen aan jou. Hij brengt helderheid, hij geeft je geen antwoorden. Een meester is geen geleerde, hij is geen hoogleraar. Hij geeft je geen antwoorden. Hij brengt gewoonweg helderheid, visie, gezichtsvermogen.

Osho: The Perfect Master, Talks on Sufi Stories, Volume 1, p 56-58.

Image by mostafa meraji from Pixabay. 

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com

Vorige verhalen


Een rabbi heeft een aanrijding met pater Murphy

 


Het kopje thee stroomt over

 

Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

 


De samoerai die zich minderwaardig voelde

 


De monnik en de prostituee

 

Een rabbi heeft een aanrijding met pater Murphy

Het denken is heel geslepen!

Ik heb eens horen vertellen…
Een rabbi reed per ongeluk tegen de zijkant van pater Murphy’s auto aan. Hij sprong eruit en verontschuldigde zich op hoge toon terwijl hij naar de deur van de ander liep.
‘Beste pater Murphy, het spijt me verschrikkelijk. O wee! Dat ik zo stom moet zijn om uitgerekend u dit aan te doen, een collega man van God! Gaat het een beetje?’
‘Gaat wel, niet gewond, rabbi,’ zei pater Murphy. ‘Alleen een beetje geschokt.’

‘Dat is logisch,’ zei de rabbi bezorgd. ‘Hier, neem hier maar een slokje van, het is goede whisky.’
En hij overhandigde een heupflesje aan de priester die een flinke slok nam.
‘Toe maar, pater, neem er nog maar een. Het is allemaal mijn schuld. Drink maar goed, maakt u zich maar niet druk om de kosten.’
De priester had verder geen aansporing meer nodig en nam nog een flinke slok.
‘Moet u niet iets drinken, rabbi?’ vroeg hij.
‘Met de politie onderweg hierheen zeker!’ riep de rabbi uit.

Het denken is erg geslepen. Iedereen heeft het denken van een Jood.
‘Jood’ is geen ras, het is de diepste kern van ieder denken.

Osho: The Beloved, Songs of the Baul mystics, Vol. 2, p. 42.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com

Vorige verhalen


Het kopje thee stroomt over

 

Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

 


De samoerai die zich minderwaardig voelde

 


De monnik en de prostituee

 


Een monnik draagt een vrouw de rivier over

Het kopje thee stroomt over

De Japanse meester Nan-In (1868-1912) ontving een filosofieprofessor.

Nan-In schonk de thee in, vulde het kopje van de bezoeker…
en bleef maar doorschenken.
De professor keek hoe het overstroomde, totdat hij zich niet langer kon inhouden:
‘Stop! Het kopje zit overvol, er kan niets meer bij.’
Nan-In zei: ‘U zit net als dit kopje vol van uw eigen meningen en overpeinzingen.
Hoe kan ik u Zen laten zien als u niet eerst uw kopje leeg maakt?’

Osho: Roots and Wings -Talks on Zen, p. 2.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com

Vorige verhalen

Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

 


De samoerai die zich minderwaardig voelde

 


De monnik en de prostituee

 


Een monnik draagt een vrouw de rivier over

 


Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was

 

 

Geluk of ongeluk? De man zonder oordeel

Een oordeel is zo snel geveld…. terwijl alleen het Geheel het weet.

Ik zal je een verhaaltje vertellen. Het speelt zich af in de dagen van Lao Tse in China en Lao Tse was er dol op. Generaties lang hebben de volgelingen van Lao Tse het verhaal opnieuw verteld en steeds weer vonden ze er nieuwe betekenisvolle lagen in. Het verhaal is gegroeid, het is een eigen leven gaan leiden.

Het is een eenvoudig verhaal. Er leefde eens een oude man in een dorp, heel arm, maar er waren zelfs koningen jaloers op hem omdat hij zo’n prachtig wit paard had. Nog nooit had men zo’n prachtig paard gezien, zo mooi, zo groots, zo sterk. Koningen wilden het paard hebben en ze boden fabelachtige prijzen, maar de oude man zei steeds: ‘Dit paard is geen paard voor mij, het is een mens en hoe kun je een mens nu verkopen? Het is een vriend, het is geen bezit. Hoe kun je een vriend nu verkopen? Nee, dat is onmogelijk.’
Het was een arme man, de verleiding was groot, maar hij ging nooit tot verkoop over.

Op een dag kwam hij er opeens achter dat het paard niet in de stal was. Het hele dorp kwam kijken en ze zeiden: ‘Jij dwaze oude man. Wij zagen al lang aankomen dat het paard ooit eens gestolen zou worden. En iemand zo arm als jij, hoe kun je nou zoiets kostbaars beschermen? Je had het maar beter kunnen verkopen. Je had er voor kunnen krijgen wat je maar wilde, je had er exorbitante bedragen voor kunnen vragen. Nu is het paard weg. Het is een vloek, je hebt grote pech.’
De oude man zei: ‘Overdrijf nu niet, zeg maar gewoon dat het paard niet in de stal staat. Dat is een feit, al het andere is maar oordeel. Hoe weet je nu of het pech is of niet? Hoe kom je tot dat oordeel? De mensen zeiden: ‘Neem ons maar niet in de maling. We zijn misschien wel geen grote filosofen, maar hier heb je geen filosofie voor nodig. Het is gewoon een feit dat er een schat is verdwenen en dat is grote pech.’ De oude man zei: ‘Ik blijf bij het feit dat de stal leeg is en het paard weg is. Verder weet ik niets –of het pech is of geluk- want dit is maar een fragment. Wie weet wat er nog gaat gebeuren?’
De mensen moesten erom lachen. Ze dachten, die ouwe is gek geworden. We hebben altijd wel geweten dat hij een beetje gek was, anders had hij zijn paard wel verkocht en in rijkdom geleefd. Maar hij leefde als een houtvester en nu hij oud is loopt hij nog steeds hout te kappen en het uit het bos te slepen om het te verkopen. Hij leeft van de hand in de tand, in ellende en armoede. Nu wisten ze zeker dat die man gek was.

Twee weken later kwam het paard opeens ‘s nachts terug. Het was niet gestolen, het was er vandoor gegaan naar naar de wildernis. En niet alleen kwam het terug, het bracht ook een dozijn wilde paarden met zich mee. Opnieuw kwamen de mensen bij elkaar en zeiden: ‘Oude man, je had gelijk en wij zaten ernaast. Het was geen pech, maar het blijkt geluk te zijn geweest. Het spijt ons dat we zo zaten te drammen.’
De oude man zei: ‘Nu gaan jullie weer te ver. Zeg nou maar gewoon dat het paard terug is en dat er twaalf paarden met dit paard zijn meegekomen, maar vel geen oordeel. Hoe weet je nu of het wel of geen geluk is? Het is maar een fragment. Hoe kun je nu een oordeel vellen als je het hele verhaal niet kent? Je leest een bladzijde van een boek, wat weet je van het hele boek? Je leest een regel van een bladzijde, wat weet je van de hele bladzijde? Je leest een enkel woord in een regel , wat weet je van de hele regel? Op een enkel woord heb je zelfs geen vat –het leven omvat zo veel- een fragment van een woord en je hebt je oordeel al geveld over het geheel! Zeg maar niet dat dit een geluk is, dat weet niemand. En val mij niet lastig, ik heb het goed naar mijn zin met mijn niet-oordelen.’
De mensen konden er dit keer niet veel tegenin brengen, misschien had die ouwe wel weer gelijk. Dus zeiden ze maar niets, maar van binnen wisten ze wel dat hij het mis had. Twaalf prachtige paarden waren met zijn paard mee teruggekomen. Een beetje africhten en ze konden allemaal voor een hoop geld verkocht worden.


De oude man had een jonge zoon, zijn enige zoon. De jonge zoon begon de paarden af te richten, maar nog geen week later viel hij van een wild paard af en brak zijn benen. De mensen kwamen weer bij elkaar en –mensen zijn mensen, overal, net als jij, overal- weer begonnen ze te oordelen. Een oordeel komt zo snel! Ze zeiden: ‘Je had gelijk, het blijkt maar weer dat je gelijk had. Het was geen geluk, het was weer grote pech. Je enige zoon is zijn benen kwijt en hij was je enige steun op je oude dag. Nu ben je nog armer dan ooit.’
De oude man zei: ‘Oordelen is zo’n obsessie voor jullie. Jullie moeten niet zo ver gaan. Zeg maar gewoon dat mijn zoon zijn benen heeft gebroken. Wie kan zeggen of dat pech is of geluk? Niemand weet dat. Alweer een fragment en meer krijgen jullie nooit. Het leven komt in fragmentjes en oordeel gaat over het geheel.’

Toen gebeurde het na een paar weken dat er oorlog uitbrak met een buurland en alle jonge mannen van de stad werden geronseld om in het leger te gaan. Alleen de zoon van de oude man lieten ze achter omdat hij kreupel was. De mensen kwamen bij elkaar, huilend en wenend, omdat uit elk huis jonge mannen gedwongen waren weggevoerd. En ze konden met geen mogelijkheid weer terugkomen, want het land dat ze had aangevallen was een groot land en ze voerden een verloren strijd. Ze zouden niet meer terugkomen.
Iedereen in de stad huilde en weende en ze kwamen naar de oude man toe en zeiden: ‘Je had gelijk, oude man! God weet dat je gelijk had, dit blijkt een geluk te zijn geweest. Je zoon is misschien wel kreupel, maar hij is nog altijd bij je. Onze zonen zijn voorgoed weg. Hij leeft tenminste nog en hij is bij je, hij zal geleidelijk aan wel weer op de been komen. Een beetje mank misschien, maar hij zal weer in orde zijn.’
De oude man zei opnieuw: ‘Het is onmogelijk om met jullie te praten, jullie gaan maar door, jullie blijven maar oordelen. Niemand die het weet! Zeg alleen maar dit: dat jullie zoons gedwongen zijn om dienst te nemen, in het leger te gaan, en dat mijn zoon daar niet toe gedwongen is. Maar niemand weet of dit geluk is of pech. Niemand zal het ooit te weten komen. God alleen weet het.’

En als we zeggen dat ‘God’ het alleen weet,
wil dat zeggen dat het Geheel het alleen weet.

Moed genoeg hebben om niet te oordelen is het allerhoogste.
Eigenlijk is het een heel groot teken van moed om geen oordeel te vellen,
want je hoofd staat zo gauw klaar met een oordeel,
dat iets goed of slecht is, goed of fout is.

Osho: Until You Die – Discourses on the Sufi Way, p. 35–38.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


De samoerai die zich minderwaardig voelde

 


De monnik en de prostituee

 


Een monnik draagt een vrouw de rivier over

 


Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was

 

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

De samoerai die zich minderwaardig voelde

Dit geluid van de koekoek is net zo hard nodig als welke Boeddha dan ook. Als deze koekoek verdwijnt zou de wereld er minder op zijn, zou ze minder rijk zijn.

Het gebeurde eens… Een zenmeester zat in satsang, zijn discipelen waren daar en een hele trotse man, een krijger, een samoerai, kwam hem opzoeken. Het was een hele beroemde samoerai, bekend in heel het land, maar toen hij naar de meester keek, naar de schoonheid van de meester keek en het gracieuze van het moment zag, voelde hij zich plotseling minderwaardig. Misschien was hij wel gekomen met een onbewust verlangen om zijn superioriteit te bewijzen.

Hij zei tegen de meester: ‘Waarom voel ik me zo minderwaardig? Net was alles nog in orde. Maar toen ik hier uw binnenplaats betrad voelde ik me ineens minderwaardig. Zo heb ik me nog nooit gevoeld. Mijn handen beven. Ik heb vaak de dood in de ogen gekeken en nooit heb ik enige angst gevoeld – waarom ben ik dan nu zo bang?’ De meester zei: ‘Wacht maar even. Als iedereen weg is zal ik u antwoord geven.’ Er bleven maar mensen komen en de man werd moe, steeds meer moe, maar tegen de avond was de kamer leeg, was er niemand meer en de samoerai zei: ‘Kunt u me nu antwoord geven?’
Toen zei de meester: ‘Kom maar eens mee naar buiten.’

Het was volle maan die nacht – de maan rees net op boven de horizon… Hij zei: ‘Kijk eens naar die bomen, die boom die tot hoog in de lucht reikt en dit kleine boompje. Ze hebben hier allebei jarenlang vlak naast mijn raam gestaan en het is nooit een probleem geweest, het kleine boompje heeft nooit tegen de grote boom gezegd: “Waarom voel ik me zo minderwaardig tegenover jou?” Hoe is dat mogelijk? Dit boompje is klein en die boom is groot en ik heb nooit het geringste gefluister gehoord.’
De samoerai zei: ‘Omdat ze niet kunnen vergelijken.’
De meester zei: ‘Dan hoeft u mij niets te vragen, u weet het antwoord.’

Vergelijking brengt minderwaardigheid, meerderwaardigheid met zich mee. Als je niet vergelijkt verdwijnt alle minderwaardigheid, alle meerderwaardigheid. Dan ben je, je bent er gewoon. Een klein struikje of een grote hoge boom – het maakt niets uit, jij bent jezelf.
Jij bent nodig: een blaadje gras is net zo hard nodig als de grootste ster. Dit geluid van de koekoek is net zo hard nodig als welke Boeddha dan ook. Als deze koekoek verdwijnt zou de wereld er minder op zijn, zou ze minder rijk zijn.

Osho: The Sun Rises in the Evening -Talks on Zen, p. 130–131.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


De monnik en de prostituee

 


Een monnik draagt een vrouw de rivier over

 


Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was

 

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

 


De olifant, de horzel en de mus

De monnik en de prostituee

Als heiligheid niet de onschuld krijgt als van een kind, is het gewoon een zondaar die zich verstopt achter een masker.

Ik heb eens gehoord over een oude vrouw. Dertig jaar lang had ze een boeddhistische monnik gediend, had ze alles voor die monnik gedaan. Ze was gewoon als een moeder en discipel tegelijk. En de boeddhistische monnik mediteerde en mediteerde en mediteerde.


Op de dag dat de oude vrouw op sterven lag, riep ze een prostituee uit de stad bij zich en zei: ‘Ga naar de hut van die monnik. Ga de hut binnen, dicht bij hem, streel die monnik en vertel me hoe hij reageert. Vannacht ga ik sterven en ik wil echt weten of ik een man heb gediend die onschuldig is. Ik ben er niet zo zeker van.’
De prostituee werd bang. Ze zei: ‘Het is zo’n goede man, zo heilig, we hebben nog nooit zo’n heilige man gezien.’ Zelfs de prostituee voelde zich schuldig om daar deze man aan te gaan raken, maar de oude vrouw kocht haar om. Ze ging erheen, ze deed de deur open. De monnik zat te mediteren. Het was middernacht. Er was niemand in de buurt in dat afgelegen gebied. De monnik deed zijn ogen open, keek de prostituee aan, sprong op en zei: ‘Waarom kom je hier binnen? Ga weg!’ 
Hij beefde over heel zijn lichaam. De prostituee kwam dichterbij. De monnik sprong zijn hut uit en riep: ‘Die vrouw probeert me te verleiden!’

De prostituee keerde terug bij de oude vrouw, vertelde haar het hele verhaal en de oude vrouw stuurde haar bedienden erop uit om de hut van de monnik af te branden.
Ze zei: ‘Deze man is niets waard, hij heeft de onschuld nog niet bereikt. Hij is misschien wel heilig, maar zijn heiligheid is lelijk. Ze is gemanipuleerd. Waarom ziet hij zo snel een prostituee? Er kwam een vrouw binnen, geen prostituee. Waarom moest de gedachte in hem opkomen dat zij was gekomen om hem te verleiden? Hij had zich op zijn minst als een heer kunnen gedragen. Hij had kunnen zeggen: “Kom binnen, ga zitten, waarom ben je hier gekomen?” Hij had op zijn minst een beetje medeleven kunnen tonen.
En ook al had ze hem omhelsd, waar zou hij bang voor moeten zijn? Dertig jaar lang loopt hij mij te vertellen: “Ik ben het lichaam niet.” Als hij niet het lichaam is, waarom moet hij dan zo bang zijn voor dat lichaam? Nee, zijn heiligheid is gecultiveerd, het is een pose. Het komt niet van binnen uit, het komt van buiten uit. Hij heeft het allemaal wel mooi voor mekaar, maar van binnen is hij niet onschuldig, is hij niet als een kind.’

Osho, Roots and Wings -Talks on Zen, p. 226 – 228.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


Een monnik draagt een vrouw de rivier over

 


Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was

 

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

 


De olifant, de horzel en de mus

 


Rabia zoekt haar naald

Een monnik draagt een vrouw de rivier over

Je innerlijk blijft zich op allerlei manieren weerspiegelen, ook al onderdruk je het, wijs je het af, gooi je het in de kelder.

Twee monniken, die bij een ondiepte de rivier overstaken, kwamen een vrouw tegen, heel jong en heel mooi. Ze wilde naar de overkant maar ze was bang. Dus nam een van de monniken haar op zijn schouders en droeg haar naar de overkant.
De andere monnik was woest, de andere monnik stond in vuur en vlam: ‘Dat is verboden! Een boeddhistische monnik mag niet aan een vrouw komen. Dat gaat te ver. Niet alleen er aan gekomen: hij heeft de vrouw op zijn schouders gedragen!’
De monnik hield zich weliswaar stil, maar van binnen kookte hij.

De mijlen verstreken. Toen ze bij het klooster aankwamen, toen ze de deur binnengingen, draaide de andere monnik zich naar de eerste toe en zei: ‘Luister eens, ik moet hier met de meester over praten. Ik moet hier een melding van maken. Het is verboden!’
De eerste monnik zei: ‘Waar heb je het over? Wat is verboden?’
Hij zei: ‘Ben je dat vergeten? Je hebt die mooie jonge vrouw op je schouders gedragen. Je mag er niet aankomen!’
De eerste monnik lachte en zei: ‘Ja, ik heb haar gedragen, maar ik heb haar op de overkant achtergelaten, mijlen terug. Draag jij haar nog steeds?’

Osho: The Discipline of Transcendence, Discourses on the Forty-two Sutras of Buddha, Vol. 4, p. 220.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was

 

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

 


De olifant, de horzel en de mus

 


Rabia zoekt haar naald

 


Bloemen kun je niet opsparen…

Als Sint Franciscus vandaag de dag geboren was, waar zou hij dan zijn?

Sint Franciscus van Assisi zou zeker in een gekkenhuis zitten. Praten met bomen, tegen de amandelboom zeggen: ‘Zuster, hoe gaat het met je?’… Als hij hier was geweest, hadden ze hem opgepakt. Wat doe je nou? Tegen een amandelboom praten?
‘Zuster, zing mij van God,’ zegt hij tegen de amandelboom. En dat niet alleen, hij hoort ook nog het lied dat zuster amandelboom zingt! Krankzinnig! Moet opgenomen worden.

Hij praat tegen de rivier en tegen de vissen – en hij beweert dat de vissen hem antwoord geven. Hij praat tegen rotsen en stenen – heb je nog meer bewijs nodig dat hij gek is?
Hij is gek, maar zou jij niet zo gek willen zijn als Sint Franciscus van Assisi? Denk je eens in – dat je in staat bent de amandelboom te horen zingen en broeders en zusters in de bomen kunt voelen. Het hart dat met de rots kan praten, het hart dat overal God ziet, overal om zich heen, in elke vorm…


Giotto di Bondone: Sint Franciscus preekt voor de vogels. 

Het moet wel een hart zijn van uiterste liefde – uiterste liefde onthult dat mysterie voor jou. Maar voor iemand die logisch denkt is dit natuurlijk allemaal maar onzin.
Voor mij, of voor iedereen die door het hart naar het leven heeft leren kijken, is dit het enige wat betekenis heeft. Word maar gek, als je dat kunt, word maar gek vanuit je hart. 

Osho: Ancient Music in the Pines -Talks on Zen Stories, p. 171.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

 


De olifant, de horzel en de mus

 


Rabia zoekt haar naald

 


Bloemen kun je niet opsparen…

 

De parabel van God en de boer

Aan welke kant van je schoenen heb je je paraplu laten staan?

Breng geen scheiding aan tussen meditatie en leven – laat ze gelijk opgaan. Maak van elke kans die het leven biedt een meditatie. Doet dat met je volle bewustzijn, alert, oplettend, als een getuige.

Een discipel was naar zijn meester Ikkyu gegaan. De discipel had al een tijd zitten oefenen. Het regende en toen hij naar binnen ging, liet hij zijn schoenen en paraplu buiten staan. Nadat hij eerbiedig gegroet had vroeg de meester hem aan welke kant van zijn schoenen hij zijn paraplu had laten staan.
Wat was dat nou voor vraag? Je verwacht niet van meesters dat ze zulke onzinvragen stellen – je verwacht dat ze iets vragen over God, over kundalini die opstijgt, chakra’s die openen, lichten die zich voordoen in je hoofd. Je vraagt naar zulke grote dingen – occulte, esoterische.

Maar Ikkyu stelde een heel gewone vraag. Een christelijke heilige zou zoiets nooit vragen, een Jaina monnik zou zoiets nooit vragen, een Hindoe swami zou zoiets nooit vragen. Alleen iemand die echt met de Boeddha is, in de Boeddha – die echt een Boeddha is, kan zoiets vragen.

De meester vroeg aan welke kant van zijn schoenen hij zijn paraplu had laten staan. Wat hebben schoenen en paraplu’s nou met spiritualiteit te maken? Jij had je er vreselijk aan geërgerd als ze jou dezelfde vraag hadden gesteld. Voor je gevoel zou deze man helemaal geen meester zijn geweest. Wat is dit nou voor vraag? Wat zit daar voor filosofie achter?
Toch zit er iets heel waardevols achter. Het was onzin, totaal zinloos geweest als hij iets over God, over je kundalini en chakra’s had gevraagd. Maar dit heeft pas betekenis.

De discipel kon het zich niet herinneren – wie maakt zich nou druk om waar hij zijn schoenen en waar hij zijn paraplu heeft laten staan, aan de linkerkant of aan de rechter? Wat kan dat nou schelen? Wie maakt zich nou zo druk om een paraplu? Wie denkt er aan zijn schoenen? Wie let er nou zo goed op?
Maar dat was genoeg – de discipel werd afgewezen. Ikkyu zei: ‘Ga nog maar eens zeven jaar mediteren.’

Ikkyū, 休宗純, 1394–1481

‘Zeven jaar?’ zei de discipel, ‘gewoon om zo’n klein foutje?’
Ikkyu zei: ‘Dit is geen klein foutje. Fouten zijn niet groot of klein – jij leeft gewoon nog niet meditatief, dat is alles. Ga terug, mediteer nog eens zeven jaar en kom dan maar weer terug.’

Dit is de essentiële boodschap die in het boeddhisme zit: wees zorgvuldig, ga overal zorgvuldig mee om. En maak geen onderscheid tussen zaken, dat dit triviaal is en dat heel, heel spiritueel. Let goed op, wees zorgvuldig en alles wordt spiritueel.

Osho, Take It Easy -Talks on Zen Buddhism, Volume 2, pp. 489 – 490.

Uit de serie 1001 verhalen, verzameld door Shanti.
Eerder verschenen in het Engels in Osho News, www.oshonews.com.

Vorige verhalen


De olifant, de horzel en de mus

 


Rabia zoekt haar naald

 


Bloemen kun je niet opsparen…

 

De parabel van God en de boer

 

Alexander ontmoet Diogenes – twee keer!