Het vlees en de botten van Zen

VELE JAREN GELEDEN HEB IK MET PLEZIER HET BOEK VAN PAUL REPS GELEZEN, `ZEN FLESH, ZEN BONES,’ HOEWEL HET ME ALLEEN EEN INTELLECTUEEL BEGRIP VAN ZEN HEEFT GEGEVEN.
SINDS U OVER ZEN SPREEKT, HEB IK HET GEVOEL DAT U NIET ALLEEN HET VLEES EN DE BOTTEN OP ONS HEBT OVERGEBRACHT, MAAR IN UW STILTE OVERHANDIGT U ONS HET HART VAN ZEN ZELF DAT WESTERSE INTELLECTUELEN MISLOPEN.
EN ALS DAT ZO IS, WAAROM LOPEN ZE HET MIS?

De Westerse intelligentie is een bepaalde richting uit gegaan; er is geen reden waarom. De Oosterse intelligentie is een totaal andere richting ingeslagen; ook daar is geen reden voor. Dat is gewoon zo. Het Westerse intellect is logisch en rationeel gebleven en heeft op alle mogelijke manieren geprobeerd om het bestaan te beperken tot redelijke termen, termen die het verstand kan begrijpen.
Het Oosten heeft voor een totaal andere benadering gekozen. Wat het verstand kan begrijpen is maar een heel klein deel, en omdat het maar een klein deel is, zal het dood zijn, zal het materieel zijn. Dat wat voorbij het verstand gaat moet begrepen worden.
Het Oosten is naar het irrationele, naar het mystieke, naar het wonderbaarlijke gegaan. En de Oosterse benadering is zeker veel weidser, veel groter. Het kan de Westerse benadering omvatten, maar de Westerse benadering kan de Oosterse niet omvatten. No-mind kan de mind bevatten, maar mind kan niet de no-mind bevatten. Dat is waar de oosterse benadering hogere toppen heeft bereikt.


Zelfs een Socrates of een Aristoteles is niet in staat geweest om de ervaring van een Gautama Boeddha te begrijpen, of de smaak van een Bodhidharma, of de betekenis van het gebaar van een Rinzai. Ze hebben een heel klein deel gekozen — dat wat beschikbaar is voor het intellect. En het is erg klein, vandaar dat de Westerse mind in staat is geweest om in details te treden.
Omdat het een heel klein deel heeft gekozen, kan het in details treden. Het blijft steeds meer weten over steeds minder. Naar zijn logische conclusie getrokken, kunnen we zeggen dat de Westerse mind uiteindelijk meer en meer zal weten over niets, want dat zal het kleinste deel zijn: niets.

Albert Einstein en de neo-fysici hebben dat niets bijna bereikt. En ze zijn in verwarring omdat hun verstand het niets niet kan begrijpen en ze met het niets geconfronteerd worden. Hun instrumenten hebben hen nergens toe geleid. Hun analyses, hun experimenten hebben hen niets onthuld, maar hun mind is er niet klaar voor om het niets te accepteren. Het niets lijkt vol te zijn van angst.
De Oosterse mind heeft ook niets bereikt, maar heeft het op een heel andere manier bereikt. Het heeft het niets bereikt, dansend — niet door analyse, niet door logica, maar door meditatie. Het heeft het niets bereikt door muziek, door zang, door middel van meditatie. Het is een vreugdevolle ervaring geweest. Het niets creëert in het Oosten geen angst. Het creëert vrijheid, opent deuren, vernietigt alle grenzen. Maar de Westerse mind – die wordt er gewoon geflipt van.
Niets? Geen doel? Geen God? Geen betekenis? Geen bestemming? Dan kan de Westerse mind alleen maar tot de conclusie van zelfmoord komen. Maar ook dat is zinloos. Waarom zou je zelfmoord plegen?

Dus leeft de Westerse intellectueel in een heel vreemde tragedie. De enige conclusie die zijn mind kan trekken is zelfmoord, en dat is waar hij bang voor is. Dus leeft hij halfweg, halfslachtig… noch heeft hij totaal lief, noch danst hij totaal, noch mediteert hij totaal. Totaalheid is onbekend, alleen gedeeltelijkheid, alleen maar delen waar de mind gemakkelijk mee om kan gaan.
De Oosterse mind heeft al snel in de gaten gehad dat de mind aan de ene kant deel uitmaakt van het lichaam, en dat de mind aan de andere kant deel uitmaakt van de opvoeding van de samenleving. De hersenen zijn het natuurlijke deel en de mind is het deel dat de samenleving je heeft gegeven — de conditioneringen, de filosofieën, de religies, de hele opvoeding. Deze kleine mind, die alleen bestaat uit biologie en sociologie, kan de enorme waarheid, de mysterieuze uitgestrektheid van het ultieme niet kennen.

Het is absoluut nodig om de mind te overstijgen. En op een vreemde manier, zodra je de mind overstijgt, begrijp je voor het eerst ook de mind. Een mediteerder kan mind wel begrijpen, en kan no-mind begrijpen, omdat hij op een afstand staat, als een getuige. Hij kan gedachten zien en hij kan de afwezigheid van gedachten zien, en hij kan begrijpen dat beide essentieel zijn. Gedachten zijn voor het beperkte, en de niet-gedachte is voor het onbeperkte.

Je vraag, dat het lezen van Paul Reps’ ZEN FLESH, ZEN BONES je een intellectueel begrip van Zen heeft gegeven … Er is geen intellectueel begrip van Zen. Zen moet niet-intellectueel begrepen worden. Zen is een ervaring. Het heeft niets te maken met rede, verklaringen, analytische processen. Als je weet wat zoet is, weet je dat je misschien niet kunt zeggen wat het is. En als iemand je vraagt ‘wat is zoet?’ dan weet je het wel, maar zit je in de problemen, je kunt het niet zeggen. Het ligt gewoon op het puntje van je tong.
Het Oosten heeft niet geprobeerd om de werkelijkheid filosofisch te benaderen, maar op een heel andere, niet intellectuele, meditatieve manier. Dat is de manier om het te proeven. Vraag niet wat de werkelijkheid is, proef het. Het is voor jou beschikbaar; het is jouw essentie zelf. Waarom blijf je zoeken in de Bijbels, in de Korans, in de Gita’s? Waarom kijk je niet in jezelf? Daar is het. En als het er niet is, is het nergens. En als het er wel is, is het overal. Het is een simpele ervaring.

Osho: The Zen Manifesto # 3.

Image by Elias from Pixabay